Wat is gelukkig zijn?
Na de verkenning van onszelf, onze LEM-mobiel, onze persoonlijke en maatschappelijke vrijheden, de goden en de religies, de esoterie en de paranormale verschijnselen, kom ik terug op de kapitale vraag: "Wat is gelukkig zijn?"
Geluk? Wat is geluk? Bestaat dat? Voor sommigen blijkbaar wel, voor anderen niet. Bestaat er een goede definitie van “Geluk” of “Gelukkig Zijn”? Wanneer kan je zeggen dat je gelukkig bent? Hoe weet je dat? Kan je dat meten? Ik heb daar lang over nagedacht en naar gezocht. Nu ben ik van mening dat:
Je kan je gelukkig noemen wanneer je voor minstens tachtig procent van de tijd je goed voelt in je vel.
Je goed voelen in je vel? Wanneer je tevreden bent met jezelf en je situatie, wanneer je jezelf aanvaardt zoals je bent en je vol vertrouwen de gebeurtenissen en de toekomst tegemoet durft treden, wetend dat je jezelf er wel weer doorheen zult slaan, dan denk ik dat je een gelukkig persoon bent. Wanneer je kunt genieten van elk ogenblik van de dag, van de kleine dingen om je heen, wanneer je plezier beleeft aan je werkzaamheden (omdat je ze met liefde en veel zorg uitvoert), wanneer je geniet van een mooi graspleintje, van een vriendelijke goedendag naar je collega of je buurvrouw, wanneer je bij een probleem voldoende positief ingesteld blijft en erop vertrouwt dat de zaak wel goed zal aflopen, dan denk ik dat je jezelf gelukkig mag noemen.
Volgens mij hebben wij mensen verleerd “echt” te leven, gelukkig te zijn, gewoon te “zijn”. We beseffen niet meer wat onze moeder aarde allemaal aan moois te bieden heeft. Het genieten hebben we gewoon afgeleerd! We wachten steeds maar op Godot. Als kind werd me altijd gezegd: “Het leven is een tranendal! Je moet wachten op het hiernamaals, daar is het goed! Daar krijg je rijstpap met gouden lepeltjes!” Waarschijnlijk komt het daardoor dat ik nu nog altijd geen rijstpap lust. In mijn studententijd was het niet veel beter: “Je moet je uiterste best doen! Nu moet je hard studeren, dan zul je later een goede positie in de maatschappij bekleden!” “Luiaards, dieven, vechters … zullen hun verdiende straf niet ontlopen.” Dus moest je werken, om later niet gestraft, maar beloond te worden, later … Geen plezier nu, maar noeste arbeid. De schrik voor “de hel” werd er gewoon ingestampt. Het spontane en het creatieve werden afgeremd, het inventieve en de nieuwe ideeën werden beknot.
De doorsnee burger is verplicht in het systeem mee te draaien. Velen doen mee, omdat ze de ambitie hebben ooit aan de top van het systeem te geraken of omdat meedoen hun mooi is voorgesteld of omdat iedereen het doet. Degenen die niet meedoen, horen er niet meer bij, ze worden uitgestoten, scheef bekeken (werklozen), ze worden als een rariteit beschouwd: de marginalen. Op die manier wordt de gewone burger gemanipuleerd, gechanteerd om mee te doen. Iedereen wil er toch bijhoren! Wie wil er nu uitgesloten zijn? Daarom werkt het systeem zo goed. “Nee, nee, geen tijd voor die flauwe kul. Ik moet morgen om acht uur op mijn werk zijn. Ach, dat brengt toch niks op!” Het systeem is zo opgevat dat men er steeds dieper in komt te zitten. Men kan zich op zijn werk niks permitteren, want: er is het huis dat afbetaald moet worden en ik zou volgend jaar een nog mooiere wagen willen kopen dan mijn collega en onze reis naar Egypte en …
Er blijft geen tijd meer over voor eenvoudige dingen. Je wordt er ongelukkig door, maar ja, tenslotte wen je toch aan alles! De mens verleert hoe langer hoe meer de essentiële dingen die hem tot mens, tot een boeiend individu, een persoonlijkheid maken. Hij wordt een kuddeschepsel, een schaap. En nog wel een schaap dat niet mag blaten.
Na mijn belevenis (in gedachten, zie 18 december 2007) met de grijze, wijze man, ben ik tot de conclusie gekomen dat het geluk in jezelf ligt, niet in de materiële dingen om je heen. De dingen binnen in jezelf, je innerlijke rijkdom kan niemand je afpakken. Je baan, je auto, je huis, je vrouw of man, je kind, je invloed, je beleggingen … dat alles kan je kwijtraken. Je geestelijke, je spirituele rijkdom niet. Zo kwam ik tot volgende definitie:
Gelukkig zijn is genieten van innerlijke rijkdom.
Toen ik deze definitie bekeek, dacht ik: hoe zit het dan met materiële rijkdom? Mensen die rijk zijn, veel geld en bezittingen, veel macht en invloed hebben, kunnen die dan niet gelukkig zijn? Na veel discussies met een van mijn vrienden, die goed thuis is in de wereld van geld beleggen, moet ik toegeven: er is niks mis met geld en bezittingen, met macht en invloed op zich, iemand die daar veel van heeft kan ook gelukkig zijn. Waar zit dan het schoentje gewrongen? Wanneer iemand geld, carrière en macht nastreeft “ten koste van” zijn gezondheid, zijn gemoedsrust, zijn partner, zijn kinderen en familie, zijn medemens … dan is er iets mis, dan gaan de frustraties zich opstapelen, dan komt stress om de hoek kijken, dan is gelukkig zijn ver te zoeken. Men verliest zijn eigenwaarde, men wordt diep binnenin ongelukkig. Meestal is het zo dat men deze situatie eigenlijk niet gewild heeft, maar men is erin gesukkeld. Er is geen weg meer terug, “zegt” men. Bovendien houdt de opwinding van veel geld te verdienen, van iemand te zijn met aanzien in de maatschappij, de betreffende persoon draaiend. Men leeft van de kicks die bezit en macht met zich meebrengen, maar men kan niet meer genieten van de kleine dingen, men kan niet meer eenvoudigweg gelukkig zijn.
In het slechtste geval barst na een tijd de bom: overspannen, ziek, lusteloos, veel afwezig op het werk, veel ruzie thuis, soms zelfmoord of een of ander familiedrama. Dit bracht me tot het tegenovergestelde van gelukkig zijn: een definitie van “ongezonde” stress.
Stress is niet nee kunnen zeggen tegen materiële rijkdom.
Geld op zich is niet vies, invloed hebben kan prachtig zijn, maar deze dingen nastreven ten koste van het eigen geluk en dit van zijn medemens is triestig, zelfs misdadig.