Posts tonen met het label verlichting. Alle posts tonen
Posts tonen met het label verlichting. Alle posts tonen

vrijdag 2 december 2011

Bijdrage van de wereldreligies tot de evolutie van de kosmos II
West-Europa was in de Middeleeuwen een achtergebleven regio. De westerse wetenschap begon evenwel in de twaalfde en de dertiende eeuw aan een heropleving mede dank zij de Latijnse vertalingen uit het Arabisch van Griekse en Arabische wetenschappelijke werken (filosofie en wetenschap van de Griek Aristoteles en de commentaren daarop van de Arabische geleerde Averroës). Landbouw, handel en nijverheid kwamen tot grote bloei, gestimuleerd door de voortdurende wedijver tussen staten. Aanvankelijk stonden wetenschap en filosofie ten dienste van de theologie. Tot het humanisme (Latijnse literatuur en andere humane wetenschappen) van de Renaissance (hernieuwde belangstelling voor de Griekse en Romeinse Oudheid) en de achttiende-eeuwse Verlichting (nadruk op het eigen denkvermogen) de scheiding van kerk en staat bewerkstelligde: de rede won het van het gezag van godsdienst en traditie. De boekdrukkunst (uitgevonden rond 1455) zorgde voor de verspreiding van godsdienstige, literaire en wetenschappelijke geschriften en de democratisering van kennis.
Nu lag de weg open voor de Industriële Revoluties: de eerste vanaf 1750 met o.a. de stoommachine, de trein, het weefgetouw …, de tweede vanaf 1850 met o.a. elektriciteit, aardolie, de auto …, de derde vanaf 1945 met o.a. de chip, de computer, het internet … Wetenschap, techniek en technologie evolueren de laatste jaren razendsnel.

vrijdag 12 augustus 2011

Boeddhisme I
Het boeddhisme is in India gesticht in de zesde eeuw voor Christus door Siddharta, ook wel Gautama genaamd omdat zijn familie afstamde van de vedische leraar Gotama. De stichter werd later met de eretitel “Boeddha”, “de Ontwaakte”, de “Verhevene”, “de Verlichte” aangeduid. Het kenmerkende van een boeddha is dat hij zijn kennis en inzicht op eigen kracht verworven heeft. Dit geschiedde noch door de openbaring van een God, noch door de bestudering van heilige teksten, noch door het onderwijs van een leraar. Daarmee wordt niet gezegd dat de mens geheel alleen de weg tot het heil kan vinden. Het onderricht van een ander is noodzakelijk om het proces van groeiend inzicht op gang te brengen. De leer van de reïncarnatie die bij de boeddhisten centraal staat, speelt hierbij een belangrijke rol. Een boeddha bewerkt hier op aarde weliswaar zelf zijn verlichting, maar dit kan hij slechts doordat hij in één van zijn talloze vorige existenties eens een boeddha heeft horen preken. Vertrekkend van deze indruk, die door al zijn incarnaties heen in zijn onbewuste is blijven voortleven, komt hij er tenslotte toe zich stap voor stap geheel voor de waarheid open te stellen en zelf rijp te worden voor het boeddhaschap. Hij wordt van een kandidaat voor de boeddhawaardigheid een boeddha, een persoon die de volledige verlichting (bodhi) bereikt heeft. Volgens bepaalde boeddhisten zijn er meerdere boeddha’s en bodhisattva’s (personen die de verlichting bereikt hebben en het nirvana kunnen betreden, maar dit uit mededogen uitstellen om anderen te kunnen redden) aan de historische Boeddha Siddharta voorafgegaan, zijn er meerdere na hem geweest en zullen er nog vele volgen.
Een boeddha is geen heiland die met zijn genade iemand anders zonder diens toedoen verlost. Hij kan enkel het pad tot het heil aanduiden. Een boeddha is ook geen God of een aardse incarnatie van een God. Hij is een mens die zoals alle andere mensen onderworpen is aan ziekte, ouderdom en de dood. Hij onderscheidt zich echter van andere mensen doordat hij de hartstocht overwonnen heeft. Hij is een verheven mens die begeerte, haat en verblinding heeft afgelegd en in de hoogste passieloosheid en wijsheid al het aardse heeft overwonnen. Als gevolg van zijn geestelijke en menselijke volkomenheid beschikt hij over wonderbaarlijke krachten: hij kan zich zijn talloze vroegere existenties herinneren, hij kent ook de vroegere en toekomstige geboorten van andere wezens, hij bezit een volledige kennis van de bouw van de kosmos en het denken van andere personen, hij kan op meerdere plaatsen tegelijk aanwezig zijn, hij kan door de ruimte zweven …
Siddharta, de stichter van het boeddhisme, groeide op in luxe, maar voelde zich ongelukkig. Om na te denken over de oorzaak van zijn ongelukkig zijn, bracht hij meerdere jaren met vasten en mediteren door. Na deze twee extremen, het leven in luxe en leven als een asceet, besloot hij een middenweg te volgen: een gematigd afstand doen van de wereld. Via de zuiver geestelijke weg van meditatie en concentratie bereikte hij de verlichting en werd Boeddha.

maandag 8 augustus 2011

Verschil tussen de oosterse en de westerse godsdiensten
Voor de oosterse godsdiensten hebben alle historische gebeurtenissen een geringe en voorbijgaande betekenis, gezien het perspectief van de eeuwigheid. Het hindoeïsme en het boeddhisme kennen de leer van het karma die samengaat met de leer van de reïncarnatie of zielsverhuizing. Het karma van een persoon is de som van alle goede en slechte daden en gedachten tijdens het aardse bestaan van die persoon. Dit karma bepaalt zijn verder lot en al naargelang de uitkomst zal de persoon, na een verblijf in het hiernamaals, wedergeboren worden in een hogere of lagere stand of als een hoger of lager dier. De volgelingen van het hindoeïsme en het boeddhisme hebben meerdere kansen om op te klimmen en te komen tot “de verlossing, de verlichting”. Het confucianisme spoort zijn volgelingen aan om te komen tot een juist inzicht en om alle storende elementen uit hun van nature harmonisch bestaan te bannen. Voor het taoïsme ligt het hogere doel van de mens in de wijsheid door meditatie, vredelievendheid, rustige begeerteloosheid en een terughoudendheid tegenover wereldse zaken.
Voor de westerse godsdiensten daarentegen is iedere historische gebeurtenis uniek en van het allergrootste belang. De daden van iedere persoon in de korte tijdspanne van zijn vergankelijk leven hier op aarde zijn bepalend voor de onveranderlijke en altijd durende toestand die hem te wachten staat in de eeuwigheid die volgt op het einde van de wereld. Hij krijgt geen tweede kans. De personen die leven overeenkomstig de goddelijke wil zullen in het hiernamaals genieten van “de eeuwige zaligheid”, de anderen wacht “de eeuwige verdoemenis”.
Bij de oosterse godsdiensten is de ethiek gebaseerd op een in de kosmos ingebouwde zedelijke orde. Deze vormt de leidraad voor het zedelijk gedrag van de volgelingen. Het is daarbij niet belangrijk of zij zich een persoonlijk of een onpersoonlijk goddelijk wezen voorstellen dat bepalend is voor de morele wet. De oosterse religies leggen de nadruk op de onveranderlijkheid van het goddelijk wezen. Dit wezen staat niet naast de wereld, maar omvat alles, is in alles aanwezig, is alles, is één met de kosmos.
De westerse godsdiensten daarentegen zijn absoluut theocentrisch. Hun aanhangers vatten een zedelijke orde in de wereld op als een door God ingestelde wet. Zij kunnen niet vrij kiezen of zij al dan niet geloven in het bestaan van een persoonlijke God. Dit geloof in een persoonlijke God vormt de noodzakelijke voorwaarde om tot een westerse religie te kunnen behoren. De westerse godsdiensten nemen een rechtvaardige God aan die betrokken is, die beloont en straft. Deze God heeft alles uit het niets geschapen, hij regeert over alles en een voortdurend ingrijpen van hem is noodzakelijk om het voortbestaan van de wereld te garanderen. Een diepe en onoverbrugbare kloof scheidt de schepper van al het geschapene. Hij alleen is eeuwig en onvergankelijk, al het geschapene heeft een begin in de tijd en zal een einde kennen, tenzij hij anders beschikt.
Bij de oosterse godsdiensten, bijvoorbeeld in het boeddhisme, is het individu zelf verantwoordelijk voor zijn daden. Overeenkomstig zijn karma is een persoon nu eens een mens, dan een dier, dan een hemels wezen … De enige die hem kan verlossen, is hijzelf. De westerse godsdiensten, meer specifiek het christendom, werken met collectivistische ideeën. Het individu maakt deel uit van een groep, van een kerk, van een volk … De mensheid die in Adam gestalte kreeg, is zondig, omdat Adam zondigde en derhalve is ieder individu zondig. Doordat Christus met zijn offerdood de zonde van de mensheid wegnam, is ook het individu, indien het in Christus gelooft, van zonde bevrijd.