Islam II
Mohammed (d.w.z. “de geprezene”) werd geboren in Mekka op het Arabisch schiereiland (het huidige Saoedi-Arabië) in 570 na Christus. Zijn vader Abdallah en zijn moeder Amina stierven vroegtijdig. Hij werd opgevoed door zijn grootvader en door een oom. Na een harde jeugd, waarin hij als herder moest bijdragen tot het levensonderhoud van zijn familie, trad hij als kameeldrijver in dienst van de welgestelde koopmansweduwe Khadija. Hij wist haar vertrouwen te winnen en trouwde met haar, alhoewel ze ongeveer vijftien jaar ouder was. Zo werd hij een rijke koopman en ondernam grote succesrijke handelsreizen. Op deze reizen kwam hij in contact met joden en christenen. Gaandeweg werd hij een zwijgzame piekeraar die zich meer en meer met religieuze problemen ging bezighouden. Hij was geen bijbelkenner. Via vasten en gebed trachtte hij zelfstandig tot inzicht te komen. Toen hij veertig jaar oud was, had hij in een grot in de buurt van Mekka een visioen. Terwijl hij sliep, verscheen hem de engel Gabriël die hem vroeg de vijf versregels te lezen die op een zijden doek geschreven stonden. Mohammed kon lezen noch schrijven, maar door toedoen van Gabriël gebeurde er een wonder en het gelukte hem. Toen hij wakker werd en de grot verliet, hoorde hij een stem die zei: “Mohammed, jij bent de gezant van God en ik ben Gabriël”. Daarna zou de profeet nog meer openbaringen hebben gekregen die hem in zijn goddelijke missie bevestigden. Tot aan zijn dood kreeg hij steeds weer nieuwe ingevingen, die hij betitelde als van God afkomstig. Tijdens deze inspiraties geraakte hij in een bepaalde lichamelijke toestand. Hij viel ter aarde, beefde en zweette en er kwam schuim op zijn mond. Mohammed begon zijn inzichten te verkondigen, maar bij de polytheïsten van Mekka had hij niet veel succes. Daarom trok hij naar Yathrib, het huidige Medina (d.w.z. “stad van de profeet”) waar hij veel volgelingen kreeg. Hier ontpopte hij zich tot een vooruitziend, maar ook gewetenloos staatsman die erop uit was zijn macht te verstevigen en uit te breiden. Hij overviel karavanen van Mekka, veroverde steden, sloot een vredesverdrag met Mekka en nam het later in. De Kaäba zuiverde hij van afgodsbeelden en maakte het tot de centrale bedevaartplaats van zijn geloof. Hij ontdeed zich van enkele personen die hem beledigd hadden. Overladen met roem keerde de profeet terug naar Medina waar hij stierf in 632 na Christus.
Mohammed (d.w.z. “de geprezene”) werd geboren in Mekka op het Arabisch schiereiland (het huidige Saoedi-Arabië) in 570 na Christus. Zijn vader Abdallah en zijn moeder Amina stierven vroegtijdig. Hij werd opgevoed door zijn grootvader en door een oom. Na een harde jeugd, waarin hij als herder moest bijdragen tot het levensonderhoud van zijn familie, trad hij als kameeldrijver in dienst van de welgestelde koopmansweduwe Khadija. Hij wist haar vertrouwen te winnen en trouwde met haar, alhoewel ze ongeveer vijftien jaar ouder was. Zo werd hij een rijke koopman en ondernam grote succesrijke handelsreizen. Op deze reizen kwam hij in contact met joden en christenen. Gaandeweg werd hij een zwijgzame piekeraar die zich meer en meer met religieuze problemen ging bezighouden. Hij was geen bijbelkenner. Via vasten en gebed trachtte hij zelfstandig tot inzicht te komen. Toen hij veertig jaar oud was, had hij in een grot in de buurt van Mekka een visioen. Terwijl hij sliep, verscheen hem de engel Gabriël die hem vroeg de vijf versregels te lezen die op een zijden doek geschreven stonden. Mohammed kon lezen noch schrijven, maar door toedoen van Gabriël gebeurde er een wonder en het gelukte hem. Toen hij wakker werd en de grot verliet, hoorde hij een stem die zei: “Mohammed, jij bent de gezant van God en ik ben Gabriël”. Daarna zou de profeet nog meer openbaringen hebben gekregen die hem in zijn goddelijke missie bevestigden. Tot aan zijn dood kreeg hij steeds weer nieuwe ingevingen, die hij betitelde als van God afkomstig. Tijdens deze inspiraties geraakte hij in een bepaalde lichamelijke toestand. Hij viel ter aarde, beefde en zweette en er kwam schuim op zijn mond. Mohammed begon zijn inzichten te verkondigen, maar bij de polytheïsten van Mekka had hij niet veel succes. Daarom trok hij naar Yathrib, het huidige Medina (d.w.z. “stad van de profeet”) waar hij veel volgelingen kreeg. Hier ontpopte hij zich tot een vooruitziend, maar ook gewetenloos staatsman die erop uit was zijn macht te verstevigen en uit te breiden. Hij overviel karavanen van Mekka, veroverde steden, sloot een vredesverdrag met Mekka en nam het later in. De Kaäba zuiverde hij van afgodsbeelden en maakte het tot de centrale bedevaartplaats van zijn geloof. Hij ontdeed zich van enkele personen die hem beledigd hadden. Overladen met roem keerde de profeet terug naar Medina waar hij stierf in 632 na Christus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten