Jodendom II
Moses is geboren in Egypte, ergens in de veertiende eeuw voor Christus. Volgens de bijbel verborg de moeder van Mozes het kleine kind in een rieten mandje tussen het riet aan de oever van de Nijl, omdat de Farao bevolen had alle mannelijke Hebreeuwse babies te doden. Mozes werd gevonden door een dochter van de Farao en deze voedde hem op als haar eigen kind. Toen Mozes in de twintig jaar was, doodde hij een Egyptische ambtenaar die een slaaf sloeg. Om te ontkomen aan het gerecht moest hij het land verlaten. Hij leefde vele jaren als herder. Toen hij tachtig jaar was, gaf God hem op de berg Sinaï het bevel terug te keren naar Egypte om zijn volk uit de slavernij te verlossen. Moses en God zonden de tien plagen over Egypte en de Farao liet de slaven gaan. Maar hij bedacht zich en achtervolgde hen. Mozes kon met Gods hulp ongehinderd door de Rode Zee trekken (het water splitste zich), maar de achtervolgers verdronken in het terugkerende water. Mozes verbleef veertig dagen alleen op de berg Sinaï waar God hem de stenen tafelen gaf met de “Tien Geboden”. Ook werd een nieuw verbond gesloten tussen God en de Joden. Op honderdtwintig (120) jarige leeftijd stierf Mozes juist voordat het volk van Abraham, Isaak en diens zoon Jakob (die ook Israël heette) het beloofde land Kanaän (later Palestina geheten) kon binnentrekken. Dit nieuw verbond tussen Jahwe en zijn uitverkoren volk was en is nog steeds de kern van het jodendom.
Traditioneel wordt Mozes aanzien als de schrijver van de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse bijbel, ook wel de Pentateuch of de Tora genoemd. De Talmoed is een handleiding met wetten en commentaren op de tora, bedoeld als leidraad bij diverse levensomstandigheden. Het bestuderen van deze heilige boeken, het woord van God, is essentieel om dichter bij God te komen. Joden gehoorzamen de tora (de wet van Mozes), niet voor hun eigen voordeel, maar om te doen wat God bevolen heeft en om zijn volk te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten