vrijdag 23 september 2011

Taoïsme IV

Tao Te Ching, hoofdstuk 46:
Als het Tao in de wereld heerst, worden alle paarden ingespannen om de karren met mest naar de akkers te trekken.
Als het Tao niet in de wereld heerst, worden strijdpaarden op de weiden buiten de steden gefokt.
Er bestaat geen groter misdaad dan na te jagen wat de mensen begeren;
er bestaat geen groter ellende dan geen tevredenheid te kennen;
er bestaat geen groter ramp dan zich over te geven aan hebzucht.
Daarom zal hij, die tevreden is wanneer hij weet dat hij voldoende heeft, altijd tevreden zijn.

Confucius ziet de opgave van de mens in een op het heden gerichte activiteit die overeenkomt met de door grote heersers van het verleden vastgelegde normen en riten. Voor Lao-tse ligt het hoogste doel waarnaar de wijze moet streven in een meditatief zich verzinken in het eeuwige, de rustige begeerteloosheid en een terughoudendheid tegenover wereldse zaken. Hij is bescheiden en vredelievend en ook vijandschap beantwoordt hij met goedheid.

“Het Boek van de Weg en zijn Werking” over de houding ten opzichte van materiële dingen.

Hoofdstuk 3: “Geen waarde hechten aan zeldzame voorwerpen, beschermt ze tegen diefstal.”

Hoofdstuk 19: “Doe het kunstmatige weg en laat de winsten schieten en er zullen geen rovers en dieven meer zijn.”

Hoofdstuk 44: “Vergaarde rijkdommen hebben grote plunderingen tot gevolg. Daarom zal hij die tevredenheid kent nooit vernederd worden.”

Hoofdstuk 49: “Tegenover de goeden handel ik met goedheid; tegenover de kwaden handel ik ook met goedheid; zo wordt goedheid verkregen.”

Hoofdstuk 52: “De kleinheid der dingen zien, wordt inzicht genoemd. Je houden aan het zwakke, wordt kracht genoemd.

Hoofdstuk 67: “Ik heb drie schatten die ik wil behouden en veilig opberg: de eerste wordt liefde genoemd; de tweede matigheid; de derde niet pogen de wereld voor te gaan. Liefhebbend kan men dapper zijn. Matig zijnde kan men overvloedig geven. Door de wereld niet voor te gaan, kan men de hoogste van alle ambtenaren zijn.”

Hoofdstuk 77: “Daarom vergaart de wijze niet. Hoe meer hij anderen helpt, hoe meer hij zichzelf goed doet; hoe meer hij anderen geeft, hoe meer hij zelf ontvangt.”

Geen opmerkingen: