donderdag 11 december 2008

Op zoek naar God

Niemand van ons heeft God ooit gezien. Bestaat hij dan niet? Dat is te veel gezegd. Misschien bestaat hij niet, misschien wel, wie zal het zeggen? De wetenschap is er in geslaagd al een erg groot stuk van het heelal en onze aarde te doorgronden en te begrijpen. Maar er is nog oneindig veel meer dat wij niet begrijpen. Het ons bekende is slechts een nietig gedeelte in vergelijking met hetgeen nog onbekend is. Vandaar dat sommigen onder ons alles wat onbekend is, steken in een hoger wezen dat we God noemen. Tot hiertoe ben ik nog mee. Maar de invulling van die God, de voorstelling die de religies ons van die God voorhouden, daar ben ik niet gelukkig mee. De evolutie van het heelal, van de aarde en van ons, de mens, heeft niet stilgestaan. De wetenschap is erop vooruitgegaan sinds de wereldreligies zijn ontstaan. We hebben nu andere inzichten zodat ons godsbeeld aan een herziening toe is. Ik heb voor mezelf een godsbeeld uitgewerkt dat voor mij plausibel is. Hiermee ben ik in staat voor mezelf aannemelijke verklaringen te geven voor de geheimen en de zin van het leven.
God, dat is voor mij de eeuwige gelukzaligheid, het eeuwige niets doen. Niets! Maar geen lege niets! Ik stel me God voor als niets, waarin alles zit opgeborgen, waarin alles in potentie aanwezig is. God is een allesomvattend niets!
Hoe kan dat nu? Wanneer we “niets” vastnemen en uitrekken zoals een elastiek, kunnen we de twee getallen +1 en –1 bekomen. Laten we het “elastiek” los, dan trekt dit zich terug samen tot niets. Wiskundig is dit juist: +1 –1 = 0. Trekken we “niets” verder uit elkaar, dan krijgen we bijvoorbeeld de positieve getallen +1 tot +7 en daartegenover de negatieve –1 tot –7. Laten we het “elastiek” los, dan springt dit terug naar niets. Wiskundig is de optelling weerom nul: –7 –6 –5 –4 –3 –2 –1 +1 +2 +3 +4 +5 +6 +7 = 0. Rekken we “niets” in de tegenovergestelde richtingen uit tot in het oneindige, dan hebben we een rechte lijn met erop de getallen van +1 tot + oneindig en daartegenover van –1 tot – oneindig. Rekken we deze rechte uit in de twee tegenovergestelde richtingen, loodrecht op de rechte, dan krijgen we een vlak. Het vlak uitrekken in de twee tegenovergestelde richtingen, loodrecht op het vlak, levert een lege driedimensionale ruimte. Laten we het geheel los, dan hebben we weer niets. We kunnen nog verder gaan. Door “niets” uit elkaar te trekken, kunnen we ook positieve materie en negatieve materie bekomen, in de fysica materie en antimaterie genoemd. Onderzoekers hebben zowel theoretisch als experimenteel aangetoond dat antimaterie bestaat. Trekken we “niets” uit elkaar in de drie richtingen, dan kunnen we een driedimensionale ruimte bekomen, gevuld met materie en antimaterie. “Even” de antimaterie kwijtspelen en we hebben een lichaam, een voorwerp. In principe kunnen we door “niets” uit te rekken in alle richtingen, bekomen wat we willen. Dit is scheppen! Jammer genoeg kunnen wij dat niet. Wij kunnen deze experimenten slechts in onze gedachten uitvoeren. Maar tijdens het ontstaan van ons heelal, tijdens de oerknal (the big bang) hebben deze fenomenen werkelijk plaats gehad, zegt de wetenschap. Albert Einstein zei in zijn beroemde formule E = mc2 (E = energie, m = massa, c = 300.000 km/s, de lichtsnelheid): materie kan omgezet worden in energie en omgekeerd. Materie is zeer sterk geconcentreerde energie. In situaties met extreem hoge temperaturen (zoals bij de oerknal) kan energie omgezet worden in deeltjesparen bestaande uit een deeltje en een corresponderend antideeltje. Bij de botsing van een deeltje met een corresponderend antideeltje, vernietigen beide deeltjes elkaar en komt de energie, gebruikt om het paar te vormen, weer vrij. Tijdens de oerknal is een enorme hoeveelheid energie omgezet in materie en antimaterie. De materie heeft zich tijdens de verwarring die er heerste in de enorm hete oerbrij kunnen ontdoen van de antimaterie (de wetenschap is er nog niet uit waar die naartoe is). Hierbij vond een explosie plaats die de grote massa hete deeltjes enorm snel in alle richtingen de ruimte inslingerde waardoor deze deeltjes gingen afkoelen met vorming van melkwegen, sterren, planeten en zonnestelsels tot gevolg. Ons heelal was gevormd. Wij zouden kunnen scheppen, uit het niets iets maken, indien we konden beschikken over dergelijke “oerenergie” en deze naar believen konden “afvuren” in voorwerpen.
Keren we nu terug naar ons godsbeeld. Ik stel mij God voor als:
God is niets, waarin alles potentieel aanwezig is.
In dit niets zit alles, dit alles kan zich manifesteren en zit er klaar voor. Alles is in potentie aanwezig. Alle “oerenergie” en de blauwdrukken om alles te scheppen is in dit niets aanwezig. Nu hoor ik je zeggen: een God die niets uitricht, die alleen maar eeuwig gelukzalig zit te zijn, dat houdt geen steek! Er is onze kosmos en wij zijn er. Wie heeft dat dan allemaal in elkaar gestoken? Akkoord! Dit “alles-in-niets” godsbeeld is slechts het uitgangspunt.
Ik ben dan op zoek gegaan naar de eigenschappen van die “niets-alles” God. Het christendom zegt dat God ons geschapen heeft naar zijn beeld en gelijkenis. Dat intrigeerde mij. Ik heb in een vorige bijdrage de mens gedefinieerd als een bezielde LEM-Mobiel. Via de bezieling komt iedere LEM-Mobiel (= materie) tot leven. Zou onze “niets-alles” God ook uit drie delen kunnen bestaan of beter gezegd drie eigenschappen kunnen hebben?

1 opmerking:

walter zei

al goegelend met
"een god van niets"
kwam hier bij u terecht