maandag 28 maart 2011

Assertiviteit IV
Wat maakt van ons “mensen”? Waarin verschillen wij van de dieren? Dieren drijven op hun instincten en op hun aangeleerde geconditioneerde reflexen. Wanneer een hond of een kat opgesloten zit en het dier moet urineren, dan gaat het dat onmiddellijk in een of andere hoek doen, tenzij het getraind is om te wachten tot het baasje thuis komt. Wanneer dit te lang duurt, zal het toch zijn behoeften doen, alle aangeleerde gewoonten ten spijt. Een mens kan nadenken, hij kan alternatieve mogelijkheden overlopen en daaruit zijn beste keuze maken (hij handelt volgens zijn “kaart”, zijn kijk op de wereld). Wanneer een mens honger heeft en hij heeft geen geld meer om voedsel te kopen, kan hij kiezen uit: een job uitvoeren en geld verdienen, voedsel stelen, naar familie gaan, bedelen ... Wat hij kiest, hangt van hemzelf en alleen van hemzelf af, van zijn “kaart”, maar in ieder geval moet hij bereid zijn de gevolgen van zijn keuze te aanvaarden. Wanneer hij voedsel gaat stelen, weet hij dat hij betrapt kan worden en ervoor zal moeten boeten. Kiest hij voor bedelen, dan moet hij de vernedering accepteren die hiermee gepaard gaat. Een assertief persoon neemt de verantwoordelijkheid voor zijn eigen bestaan en daden op zich.
Voor niet-assertieve mensen, mensen die bang zijn voor wat andere mensen kunnen doen, is het “vrij kunnen kiezen” een verontrustende gedachte. Zij vinden dat het gedrag van anderen aan banden moet worden gelegd. Criminelen (egoïstische agressieve mensen) moeten opgepakt en gestraft worden, akkoord! Maar alle welwillende mensen moeten, rekening houdend met de afspraken en regels die gelden binnen de maatschappij, hun eigen leven kunnen leiden, hun eigen keuzes kunnen maken. Zoniet zitten we in een totalitair regime waar alle macht bij de staat ligt of in een gemeenschap waar enkelen bepalen wat mag en niet mag. Hoe kunnen we dan nog een “mens” zijn? Wij mensen hebben een verstand (M), gevoelens (E) en een wil (L). Per definitie moeten wij die kunnen gebruiken, anders worden wij gedegradeerd tot getrainde dieren of tot robotten. Onze westerse cultuur hoort dit niet graag zeggen. Zij heeft liefst zoveel mogelijk productieve consumenten. Die moeten gemanipuleerd kunnen worden.
Manipuleren, zich laten manipuleren, niet assertief zijn, brengt veel ontevredenheid, ruzie en miserie in een mensenleven. Toen ik trouwde, hadden mijn vrouw en ik nog nooit van assertiviteit gehoord, laat staan dat we assertief waren. Ik had een zeker zelfvertrouwen en wist min of meer wat ik wilde. Ik werkte altijd naar een voor mij aanvaardbare situatie toe. Mijn vrouw kwam veel minder op voor haar rechten. Wanneer ze met iets niet akkoord ging en dit zei, verdedigde ik mijn standpunt en daar bleef het bij. Zij gaf geen wederwoord zodat ik in de mening verkeerde dat alles weer in orde was. Maar dat was niet zo. Ze begon haar eigen ding te doen en we groeiden uit elkaar. Was zij voldoende assertief geweest, misschien waren we dan nooit gescheiden. Mijn vriendin heeft een gelijkaardige ervaring achter de rug. Haar man was mentaal stukken sterker dan zij. Was zij toen voldoende assertief geweest, misschien was ze dan ook nooit gescheiden. Een kennis van mij die zeer sterk is in geschiedenis, was in zijn jeugd een boekenwurm en ging niet veel om met kameraden. Toen hij trouwde, trof hij een vrouw die zich gemakkelijk liet doen. Op die manier werd hij nooit tegengesproken. Hij ondervond nooit enige assertiviteit waardoor hij verder ging bouwen aan zijn eigen mentale leefwereld. Daarin leeft hij nu nog. Hij heeft weinig sociale contacten, hij kan niet goed omgaan met zijn medemens, hij kan slecht overweg met zijn gevoelens en emoties. Ik ken koppels die op het eerste gezicht modelkoppels zijn, maar wanneer je ze van dichtbij leert kennen, merk je dat ze aaneenhangen met manipulatie en tegen-manipulatie. Man en vrouw gaan uit, gedragen zich zoals iedereen, maar wanneer er zich ook maar de kleinste gelegenheid voordoet om elkaar te bekritiseren, zullen ze het niet laten. “Zie je wel Pol, jij luistert nooit naar anderen!” “Irma toch, jij hebt ook altijd iets op mij aan te merken!” Je voelt dat er iets, om niet te zeggen veel, wringt in hun relatie. Konden ze het maar op een assertieve manier uitpraten.
In een relatie kan men volgende afspraken maken. Op ieder ogenblik zeggen beide partners eerlijk wat zij zelf (niet denken aan de ander) graag hebben en niet graag hebben. Dit wordt samengelegd en hieruit wordt de voor beide partijen beste oplossing gekozen. Simpel, niet? Dit is theorie, ik weet het, in de praktijk is het zo eenvoudig niet. Toch probeer ik het in mijn eigen relatie met mijn vriendin zo te doen.

maandag 14 maart 2011

Assertiviteit III
Assertiviteit steunt op tien fundamentele rechten van iedere mens:
 1   Jij hebt het recht om zelf te bepalen hoe jij je gedraagt en zelf te oordelen over je gedrag (L), je gevoelens (E) en je gedachten (M). Jij alleen bent dan ook verantwoordelijk voor de consequenties en gevolgen ervan.
 2   Jij hebt het recht om geen verontschuldigingen en geen uitleg te geven voor je gedrag.
 3   Jij hebt het recht om zelf te bepalen of je een oplossing wilt zoeken voor de problemen van een ander.
 4   Jij hebt het recht om van mening te veranderen.
 5   Jij hebt het recht om fouten te maken en er zelf de verantwoordelijkheid voor te dragen.
 6   Jij hebt het recht om te zeggen: “Ik weet het niet”.
 7   Het is niet nodig dat anderen je aardig vinden om met hen overeen te komen.
 8   Jij hebt het recht om onlogisch te zijn bij het nemen van beslissingen.
 9   Jij hebt het recht om te zeggen: “Ik begrijp het niet”.
10 Jij hebt het recht om te zeggen: “Dat kan me niet schelen”.
Het eerste recht vormt het basisrecht van iedere mens, de negen volgende zijn hiervan afgeleid.

woensdag 9 maart 2011

Manipuleren II
Een gemanipuleerd kind leert zelf ook te manipuleren: broers en zussen, andere kinderen, zijn ouders, andere mensen. “Laat mij daar nu eens mee spelen. Je bent een trut!” Het meisje wil geen trut zijn en wil zeker voorkomen dat haar zusje niet meer van haar houdt. “Jij mag niet meespelen, je kent er niks van!” Het jongetje druipt af, het voelt zich onwetend en onhandig. “Mama, waarom moet ik de bladeren in de tuin bijeenharken terwijl zusje in haar kamer zit te spelen?” De jongen insinueert dat mama er lievelingetjes op nahoudt en hierdoor wordt zij in de verdediging gedreven: “Je zusje helpt me bij het huishouden! Jij mag toch ook wel iets doen!” Dit geeft de jongen het gevoel dat hij een nietsnut is die ze zo maar wat laat doen. Misschien houdt mama wel minder van hem. Mama kan ook zeggen: “Je zusje helpt me bij het huishouden! Jij harkt de bladeren bijeen! Ik kan begrijpen dat je nu ook liever gaat spelen, maar jij gaat de tuin in. Zo wil ik het.” De jongen kan nu gerust (eventueel al mopperend) naar de tuin gaan, hij hoeft niet bang te zijn dat mama niet meer van hem houdt. “Papa, mijn vriend heeft een jas van het merk ‘Duur’ gekregen van zijn ouders. Krijg ik ook zo’n jas? Dat kan jij toch ook wel betalen!” Deze stekelige opmerking is een beproeving voor papa. Wanneer hij niet assertief is, hecht hij meer belang aan “laten zien dat hij even veel of meer verdient dan de papa van de vriend van zijn zoon” dan aan het gemanipuleerd worden door zijn zoon. Hij zou kunnen reageren als volgt: “Bij je vriend zorgen zijn ouders voor zijn kleding. Hier zorgen wij voor jouw kleding. Ik begrijp dat zo’n jasje je de ogen uitsteekt, maar zo willen wij het.” Dit antwoord is misschien niet prettig voor de zoon, maar wel geruststellend. Hij heeft ouders met een ruggengraat die voor hem zorgen en van hem houden.
Wanneer manipulatief opgegroeide kinderen later volwassen zijn, gaan zij de mensen uit hun omgeving ook trachten te manipuleren om van hen te bekomen wat ze graag willen. Het aangeboren assertief gedrag heeft plaats gemaakt voor manipuleren en tegen-manipuleren.
Op zekere dag vroeg een vriend of ik niet geïnteresseerd was in de dorpspolitiek. Ik was wel nieuwsgierig om te weten hoe het er daar aan toeging. Men hoort van alles vertellen over de politiek en nu zou ik het een beetje van binnenuit kunnen zien. Na een jaar hield ik het voor bekeken. Ik voelde me daar niet thuis. Ik ben opgestapt, wat mijn vriend niet erg kon appreciëren. Hij heeft lang op me ingepraat. In feite heeft hij getracht me te manipuleren. Hij wilde me met schuldgevoelens opzadelen. “Vrienden doen zoiets niet!” “Aan iets beginnen en het dan opgeven, dat doe je toch niet!” Ik heb me niet laten manipuleren. Ik koos ervoor om me weer vrij op te stellen ten opzichte van de politiek en de politieke partijen. De gevolgen van mijn keuze heb ik erbij genomen. Gelukkig zijn we vrienden gebleven, maar in het andere geval zou ik dat op de koop toe genomen hebben. Het territorium dat ik zeker niet wil afstaan, is mijn eigenheid, mijn persoonlijkheid, mijn vrijheid, mijn vrije wil. De beste vriend van mij ben ikzelf. “Riekt dat niet een beetje naar egoïsme?” Mijn antwoord hierop is: “Ben je niet bezig met mij een beetje te manipuleren?”

donderdag 3 maart 2011

Manipuleren I
Een baby is van nature assertief (overlevingsreflex). Wanneer er iets is dat hem niet bevalt (honger, niet verschoond, te koud ...), laat hij zijn stem horen en hij laat niet af totdat hij voldoening heeft gekregen. Hij begint zijn wereldje te onderzoeken. Hij kruipt overal op, in of onder, steekt al wat mogelijk is in zijn mondje, zit overal aan, trekt alle schuiven en deurtjes open, haalt alles overhoop, verkent de grote wereld. Dit is mooi om te zien, maar vraagt een voortdurende oplettendheid van de ouders. Deze willen ook nog wat anders kunnen doen en beperken derhalve de assertieve activiteiten van het kleine kind met het kinderbed, het park, de kinderstoel ... De baby wordt een peuter en daarna een kleuter. Hij begint te praten en te begrijpen wat zijn ouders en later zijn opvoeders tegen hem zeggen. De kleine mens breidt zijn aangeboren assertiviteit uit tot de verbale sfeer. Een tijdlang zal “nee” zijn meest geliefkoosd woordje zijn. Om hem in deze fase van zijn opvoeding onder controle te houden, kan de fysieke beperking van het eerste jaar gaandeweg niet meer toegepast worden. De controle over zijn assertief gedrag wordt daarom psychologisch. Zijn ouders en opvoeders pakken nu uit met een techniek die zeer efficiënt werkt: manipulatie. De kleuter wordt erin getraind zich angstig, onwetend en schuldig te voelen en hij zal er heel wat voor doen om deze zeer onaangename gevoelens te vermijden.


De ouders en opvoeders van de kleuter maken van deze techniek gebruik om twee redenen: zij hebben het van hun ouders en opvoeders geleerd en ten tweede wordt het assertieve gedrag van de kleuter gemakkelijk verkeerdelijk aanzien als de aangeboren agressieve vechtlust van iemand die gefrustreerd is. Het speculeren op de negatieve emoties is een heel efficiënte manier om het natuurlijke, hinderlijke en vaak explosieve gedrag van het kind te beheersen.
Hoe verloopt die emotionele training? Wanneer een kind het speelgoed opruimt, krijgt het zoiets te horen als: “Dat heb je goed gedaan, je bent een brave jongen”. Komt het na een namiddag spelen in de tuin binnen met zijn kleren besmeurd en vol slijk, wordt het: “Stoute jongen, kijk eens wat je nu hebt gedaan. Je bent smerig. En mama kan weer wassen!” Het kind leert gaandeweg wat “braaf” en “stout”, wat “goed” en “slecht” is. En wanneer papa of mama de woorden “stout”, “slecht”, “vreselijk”, “viezerik”, “eigenzinnig”, “onhandelbaar” ... gebruikt, valt uit zijn/haar stem en zijn/haar humeur op te maken dat er iets akeligs met het kind zou kunnen gebeuren. “Als je je bordje niet mooi uiteet, houdt mama niet meer van je!” Dit moet voor het kind vreselijk klinken (aankweken van angst). Zinnen als: “Zie wat je nu hebt gedaan!” “Dat hoort zo niet!” “Hoe is dat toch mogelijk?” “Een kookplaat is heet, weet je dat nog niet?” “Een appel met een klein rot plekje smijt je toch niet in de vuilnisbak! Dat is verkwisting!” geven het kind het gevoel dat het klein, hulpeloos en dom is (aankweken van onwetendheid). “En mama kan weer wassen!” “Het geld groeit niet op onze rug!” “Jij speelt nooit met je zusje!” “Jij kunt nu eens nooit alleen spelen!” (aankweken van schuldgevoelens).
Door bij het kind subjectieve en emotioneel geladen begrippen als “goed” en “slecht” te koppelen aan zijn geringste daden, ontvluchten de ouders en opvoeders eigenlijk hun directe verantwoordelijkheid voor hetgeen ze van het kind willen. Het kind krijgt het gevoel dat er een autoriteit buiten zijn ouders en opvoeders is die bepaalt wat het moet doen, die de regels vastlegt waaraan het moet gehoorzamen. “Waarom moet ik altijd mijn speelgoed opruimen?” “Dat hoort zo, ieder braaf kind doet dat!” Voor het kind klinkt het als: “Ik kan er ook niets aan doen dat je je speelgoed moet opruimen. God, de boeman, de politie, het gerecht ... (vul maar in) wil het zo”. In het onderbewustzijn van het kind gaan zich patronen nestelen: “Er is ergens een instantie of een wezen dat mij in de gaten houdt en dat me zal straffen wanneer ik niet braaf ben!” Onwetendheid, angst en schuldgevoelens worden aangekweekt. Het hanteren van de begrippen goed en slecht om het gedrag van het kind te reguleren, werkt uitstekend, maar is manipulatief. Via een omweg, via een externe autoriteit (goed gedrag, goede manieren, de boeman, de politie, het gerecht, God ...) laat een ouder weten wat het kind moet doen. Zulke interactie tussen de ouder en het kind is niet eerlijk. Waarom ontloopt de ouder zijn verantwoordelijkheid, waarom haalt de ouder er iemand anders bij, waarom zegt de ouder niet rechtstreeks en op eigen gezag wat er van het kind verwacht wordt, waarom is de ouder niet gewoon assertief? “Ik wil dat je nu je speelgoed opruimt, of je nu zin hebt of niet!” is direct, klaar en duidelijk. Het houdt geen insinuatie in dat het kind zich stout, schuldig of onbemind moet voelen. Het vertelt het kind wie thuis de regels bepaalt en waar zijn grenzen liggen, hetgeen zijn opvoeding bovendien ten goede komt. Op die manier leert het kind dat er in het leven ook onaangename dingen moeten gedaan worden en dat assertiviteit aangenamer is dan manipuleren.
Kinderen opvoeden is ze begeleiden naar hun volwassenheid op een zodanige manier dat ze in staat zijn op eigen benen te staan en ze de harde werkelijkheid aankunnen.

woensdag 2 maart 2011

Assertiviteit II
Maar we zijn en blijven mensen (met instincten) en soms worden we kwaad. Openlijk vechten wordt niet aanvaard. Dan maar passieve agressie toepassen: passief verzet, de zaak boycotten, ons heimelijk wreken. Wie hier het meeste nadeel van ondervindt, zijn wij zelf. We zitten met het onaangename gevoel van kwaad zijn en meestal halen we ons nog bijkomende problemen of extra werk op de hals. Bij ons thuis was het de gewoonte dat twee broers een week lang de afwas deden, waarna twee andere broers de volgende week voor hun rekening namen (we waren met negen jongens). Een oudere broer van mij wist ons moeder ervan te overtuigen (onze vader was overleden) dat hij “wind in de maag” had. Ik was de sigaar, ik moest de “week” van die karottentrekker overnemen. Ik deed alles veel trager (maar moest dan langer werken), brak al eens “onopzettelijk” een kop (en kreeg dan een lap rond mijn oren) en mompelde onbetamelijke woorden (waarvan ik alleen last had, mijn broers hadden er heimelijk plezier in). Passief verzet op het werk hebben we zeker ook al eens meegemaakt (fotokopies niet op tijd klaar, geen verslag gemaakt, te laat op de vergadering verschijnen ...). Passieve agressie lost niets op.
Wanneer we schrik hebben van een bepaalde persoon, grijpen we al eens naar de passieve vlucht: we ontwijken, ontlopen of negeren hem zo veel mogelijk, we gaan zoveel als het kan alle problemen met hem uit de weg. Dit is geen goede oplossing: de angst voor de persoon blijft, de problemen raken niet of onredelijk opgelost. Mevrouw Dame heeft het nooit durven opnemen tegen haar man. Ze werd steeds overdonderd. Ze voelde zich meer en meer ongemakkelijk in zijn bijzijn. Het liep op een echtscheiding uit, maar haar angst voor hem bleef. Telkens als er iets praktisch geregeld moest worden, werd ze paniekerig. Ze was met ieder voorstel van hem snel akkoord, ook al was dit in haar nadeel, kwestie van maar niet te lang met hem geconfronteerd te worden. De onaangename gevoelens van angst verdwijnen niet bij passieve vlucht en het zelfvertrouwen gaat er zeker ook niet op vooruit.
Is er een uitweg? Ja! Assertiviteit. Voor onze rechten opkomen. De zaak uitpraten, onderhandelen, negotiëren (we lijken wel staten). Verbaal de problemen trachten op te lossen, zonder de ander te kwetsen, om te komen tot een voor beide partijen aanvaardbaar compromis. Van nature zijn wij assertief. Maar tijdens onze opvoeding is het voor de meesten onder ons scheef gelopen. We hebben het assertief zijn afgeleerd. Het komt erop aan onze natuurlijke verbale assertiviteit te herontdekken.

dinsdag 1 maart 2011

Assertiviteit I
Wanneer dieren aangevallen of in het nauw gedreven worden, gaan ze om hun hachje te redden ofwel vechten (de kans om te winnen is groot of er is geen andere uitweg) ofwel vluchten (de kans om te winnen is bitter klein en er is een uitweg) ofwel verstenen ze (de kans om te winnen is bitter klein en er is geen uitweg). Een andere mogelijkheid om te overleven, hebben ze niet. Een rat die in het nauw gedreven wordt, kan zeer gevaarlijk zijn. Hoe behendig een kip kan zijn om degene te ontvluchten die haar wil vangen, heb ik zelf eens ondervonden. Toen ze een modderige wei opliep en ik haar in een hoekje wilde insluiten, is ze erin geslaagd om mij in het slijk te doen belanden.
De mens beschikt ook over de mogelijkheden “vechten en vluchten”. Gelukkig maar! Wanneer we ‘s avonds in een donkere straat een onguur type of een grote hond op ons zien afkomen, krijgt de schrik ons te pakken. We voelen een fysiologische verandering in ons lichaam, de adem stokt ons in de keel, we voelen ons verstijfd. Ons lichaam wordt door onze primitieve hersenen erop voorbereid om zo hard mogelijk te gaan lopen. We hoeven hierbij niet na te denken. Deze alarmreactie komt automatisch tot stand, daar zorgen onze instincten voor. In een caféruzie zal de persoon die plots een mep in zijn gezicht krijgt, meestal niet lang nadenken om een flinke slag of stamp terug te geven. Ook hij voelt een fysiologische verandering in zijn lichaam, deze keer om een gevecht aan te gaan. Zijn bloed kookt, hij wordt woedend. Er kunnen situaties zijn waarin er voor ons niets anders opzit dan te vechten of tenminste ons te verdedigen (bijvoorbeeld bij een aanranding). In andere gevallen maken we ons best zo snel mogelijk uit de voeten of houden we ons gedeisd (bijvoorbeeld bij een overval van een grootwarenhuis).

Gelukkig hebben wij mensen nog een andere techniek ter beschikking om conflicten op te lossen. De mens kan praten, verbaal communiceren, problemen oplossen via woorden. De mens kan assertief zijn.
Bij de meeste misverstanden, onenigheden en conflicten hoeven we niet te vechten of te vluchten als we dat niet willen. We kunnen trachten het uit te praten. Wanneer we van plan zijn verder samen te werken, lijkt dit de meest aangewezen en meest ideale oplossing. Aan de basis van agressie ligt kwaad worden, woede of in het beste geval een veroveringszucht. Aan de basis van gaan lopen, ligt schrik, vrees, angst. Woede en angst zijn onaangename gevoelens. Wanneer we deze te veel te verwerken krijgen, gaan we ons ellendig voelen, we raken gefrustreerd met mogelijk een depressie tot gevolg. Bovendien staan woede-vechten en angst-vluchten onze verbaal-assertieve vermogens in de weg. Wanneer we kwaad of bang worden, blokkeren onze instinctieve hersenen een flink stuk van de werking van onze menselijke hersenlaag doordat de bloedtoevoer naar onze hersenen wordt verminderd en deze naar onze spieren wordt opgedreven om ons lichaam voor te bereiden op de actie (vechten of vluchten). Wanneer we boos of angstig worden, kunnen we niet helder meer denken. We maken fouten. We kunnen niet meer assertief zijn.
Vechten en vluchten wordt in onze westerse, geciviliseerde cultuur afgekeurd of alleszins niet aangemoedigd. Als het gebeurt, wordt het zeker niet openlijk gedaan. Wanneer ik vroeger van school thuis kwam en ik vertelde dat ik gevochten had, kreeg ik er nog een pak rammel bovenop. Wanneer in een café een paar mensen op de vuist gaan, tracht men de vechtersbazen meestal uit elkaar te halen en te houden. Anderzijds werd ons geleerd flink te zijn, ons niet te laten doen en niet te gaan lopen bij de eerste de beste schermutseling. We hebben geleerd ons passief te gedragen: “niet terugslaan” en “niet gaan lopen”.