maandag 31 oktober 2011

Evaluatie Wereldreligies IV
Wat engelen betreft: die zie ik niet zitten. Wanneer God onpersoonlijk is, wanneer God alomvattend is, heeft hij geen boodschappers of helpers nodig. Hij is alles en alle dingen gebeuren gewoon. Voor hem gebeuren ze synchroon, in het eeuwige nu. Soms gebeurt het dat we aan een erge ramp, een zwaar ongeluk of zelfs aan de dood ontsnappen. Is er dan een engelbewaarder aan het werk geweest? Het lijkt er soms op. In onze driedimensionale wereld is het precies alsof iemand ons beschermd heeft. Begrijpelijk dat we die iemand dan bijvoorbeeld een “engel” noemen. Van op afstand bekeken, gaat het over neutrale gebeurtenissen zoals er zovele zijn. Van dichtbij, voor ons is het aangrijpend, omdat ons leven op het spel stond. Hoe zit het dan met duivels? Duivels zijn gevallen engelen. Zij vormen de tegenpool van de engelen: engelen zijn goed, duivels zijn slecht. Maar zoals de mensen “goed” en “kwaad” hebben uitgevonden, zo hebben ze ook de duivel uitgevonden. De mens had duivels nodig om die de schuld te geven van zijn eigen onnatuurlijke, niet-harmonische, zeg maar “slechte” daden. Weeral een truc om zijn eigen verantwoordelijkheid te ontlopen.
Wat bij de meeste religies benadrukt wordt, is dat de mens zelf verantwoordelijk is voor zijn daden. Dit vind ik een uitstekend principe. Wij mogen onszelf zijn, wij kunnen kiezen wat we doen en wat we laten, wel moeten we de gevolgen erbij nemen. Onze verantwoordelijkheid kunnen en mogen we niet ontvluchten. Tevens betekent dit dat we best ophouden met anderen steeds maar de schuld te geven telkens als er iets mis loopt. Hebben we een probleem, dan hebben we dit meestel zelf veroorzaakt (zie: “de vier edele waarheden” van het boeddhisme) en dan zijn wij de enigen die dat kunnen oplossen. Anderen kunnen wel helpen door te luisteren, mee te voelen, ideeën aan te brengen en een handje toe te steken wanneer erom gevraagd wordt. Maar het geluk ligt in onze eigen handen. We hoeven het maar te grijpen, dit wil zeggen: er zelf aan werken. Bovendien werkt dit principe meer bevrijdend dan het collectivistische idee van het christendom, waarbij het individu, indien het in Christus gelooft, van zonde wordt bevrijd, omdat Christus met zijn offerdood de zonde van de mensheid heeft weggenomen. Dit lijkt een beetje op chantage: wij zijn zondig, willen we gered worden, dan moeten we in Christus geloven. Het uitgangspunt lijkt me verkeerd. Hoe kunnen wij zondig zijn? De bezieling, die van een onschuldig hoopje “stof en as” een mens maakt, komt uit de levensadem van 3A! Als we niet zondig zijn, hoeven we ook niet van zonde gezuiverd te worden.

zaterdag 29 oktober 2011

Evaluatie Wereldreligies III
Wat de leer van het karma en de reïncarnatie betreft, daar heb ik het moeilijk mee. Een bezieling die bij de dood een mens verlaat, keert terug naar een voor ons onbegrijpelijke “wereld”. Maar ik aanzie dit eerder als een opgaan in een groter geheel, eerder dan dat de individuele “bezielingen” even naast elkaar gaan zitten wachten totdat ze een volgende mens gaan bezielen bij diens bevruchting. Ik verwijs hier naar de figuur “De evolutie van de kosmos” van vorig hoofdstuk. Ik zie de bezieling als het gas in een ballon met uitstulpingen. Wanneer een uitstulping verdwijnt, trekt het gas zich terug en lost het op in het geheel. De gasdeeltjes van de uitstulping vermengen zich met deze in het grote reservoir. Ze blijven niet mooi bijeen totdat ze in een volgende uitstulping terechtkomen. De reïncarnatie van het boeddhisme gaat een beetje die kant op. Bestaat reïncarnatie dan niet? Ik weet het niet. Misschien wel. Maar voor mij hoeft het niet. Regressie, waarbij een persoon onder hypnose in gedachten terugkeert naar een van zijn vorige levens en op die manier soms frappante dingen over dat leven te weten komt, kan evengoed verklaard worden zonder reïncarnatie. De nieuwe bezieling, die helemaal opnieuw is “samengesteld” uit flarden van diverse andere bezielingen, is immers in een “wereld” geweest waar alle informatie voorhanden was en kan daarvan eventueel diverse vage herinneringen meegebracht hebben. Maar deze zijn dan volgens mij onsamenhangend, ze komen van overal uit het grote reservoir, eerder dan dat het de chronologische belevenissen van een unieke bezieling zijn. Misschien speelt BZW, buitenzintuiglijke waarneming, ook wel mee. Hierover verder meer.
En dan het karma. Zoals we weten, is het karma van een persoon de som van alle goede en slechte daden en gedachten van die persoon tijdens zijn aardse bestaan. Stel dat reïncarnatie bestaat. Wanneer het karma bepaalt in wat we zullen reïncarneren, kunnen we ons te gemakkelijk afmaken van onze verantwoordelijkheden. “Ooit bereiken we wel de verlossing, is het niet in dit leven, dan wel in een volgend leven. We hebben al de tijd. Nu gaan wij ervan profiteren. In een volgend leven zien we dan wel weer.” Dit lijkt me geen goed uitgangspunt. De verlossing bereiken als motivatie voor goed handelen, lijkt me niet sterk genoeg. Heel veel “verloste mensen” kan niet het einddoel zijn. Er staat iets groters te gebeuren. De kosmos evolueert, de mensheid evolueert. Deze evolutie verloopt neutraal. Er worden geen goede en slechte daden verricht, er gebeuren geen rampen en catastrofen. Alles wat gebeurt, gebeurt gewoon en maakt deel uit van “het grote gebeuren”. Er bestaat voor 3A en de evolutie geen goed en geen kwaad, alles is neutraal. 3A oordeelt niet. Wij mensen hebben op bepaalde handelingen het etiket “goed” geplakt en op andere “slecht”. Wij hebben die ethische begrippen nodig in onze samenleving, wil deze harmonisch kunnen functioneren. 3A is allesomvattend, heeft geen gevoelens en kent geen goed en kwaad. Welke motivatie is dan sterker om ons tot harmonisch handelen aan te zetten? Wat is dan de zin van ons leven? Onze betrachting kan zijn: bij te dragen tot de evolutie van de mensheid om zo te komen tot een betere wereld waarin het goed is te leven en dit door zo harmonisch mogelijk te leven met een “gevoel van gelukkig zijn” als beloning. Na de dood wordt onze bezieling opgenomen in het grotere geheel, waarbij onze identiteit wordt uitgesmeerd. Ons bewustzijn verdwijnt in het kosmisch bewustzijn, in de alwetendheid van 3A. Onze beloning na de dood bestaat erin dat onze taak volbracht is, dat we er niet meer alleen voor staan en dat we een gevoel van volheid ervaren als deel van het geheel. We beleven de “eeuwige gelukzaligheid”. Het is volgens mij dus niet de bedoeling dat er zoveel mogelijk “mensen” de verlossing bereiken en dat is het dan, zonder verdere evolutie. Ik geloof veeleer dat een deel van de mensheid verder gaat evolueren via genieën en wijzen naar 3A. Ieder individu wordt de kans geboden hieraan mee te werken. Het individu is niet belangrijk, de evolutie van de mensheid en van de kosmos is dat wel.

vrijdag 28 oktober 2011

Evaluatie Wereldreligies II
Welke zijn de positieve elementen die er in de verschillende wereldreligies te vinden zijn? Hoe verhoudt zich 3A tot de goden in de diverse religies? Heeft de studie van de wereldreligies mij ertoe gebracht om mijn godsbeeld te wijzigen? Een overzicht.

Wat de vier hier aangehaalde punten betreft, spreken de oosterse religies me het meest aan. Ik kan moeilijk geloven dat het met de kosmos afgelopen is, eenmaal de wereld is vergaan. Het is niet te vatten, maar ergens voel ik intuïtief aan dat er na dit heelal een volgende wereld tot stand komt. En na die wereld weer een volgende, enz. Na de eindkrak, of iets dergelijks, komt er weer een oerknal. Wanneer het heelal verdwijnt, wordt het terug omgezet in de oorspronkelijke oerenergie. Zal God er dan genoeg van hebben, zal hij met pensioen gaan? Ik denk het niet. Alle energie verdwijnt in het “niets” om er onmiddellijk weer uit te komen. Een volgende oerknal heeft plaats en we zijn weer vertrokken met een nieuwe kosmos. Het lijkt me logisch dat dit een steeds weerkerende manifestatie van God is. Het is precies alsof God voortdurend uit- en inademt. Voor hem gebeurt dat in een fractie van een seconde, in het eeuwige nu, voor ons betekent dat een tijdsverloop van miljarden jaren.
Een persoonlijke God, een God die op de uitkijk staat, ons in de gaten houdt, ziekte en ellende op ons afstuurt, ons soms geluk laat hebben en soms gelukkig laat zijn, ons “op het einde van de wereld” beoordeelt, ik zie dat niet zitten. Als God bestaat, is die volgens mij helemaal niet bezig met het besturen van de wereld. Hij “is” gewoon de wereld. Hij omvat alles, hij bezielt alles, hij “is” alles. Wij zijn maar een heel klein radertje in die grote machinerie. Wij zijn totaal onbelangrijk. Het enige wat wij kunnen doen, is gesmeerd meedraaien, is ons zo harmonisch mogelijk in te passen in onze leefwereld, is samen met onze medemensen een zo gelukkig mogelijk leven te leiden, is zo ethisch mogelijk te handelen volgens de wetten van de natuur, is zo weinig mogelijk onnatuurlijke dingen te doen, is de zedelijke orde die in de kosmos is ingebouwd na te leven.

woensdag 26 oktober 2011

Evaluatie Wereldreligies I


Ik steek het niet onder stoelen of banken, de studie van de wereldreligies vind ik enorm boeiend en verrijkend. Aan de ene kant treffen we een enorme verscheidenheid aan van begrippen, voorstellingen, voorschriften, regels, interpretaties en verklaringen en aan de andere kant heb ik de indruk dat de betrachtingen van alle religies dezelfde zijn. Eenvoudig gezegd: “Wij mensen weten niet veel, er zijn dingen waar we niet bij kunnen, alles wijst erop dat er nog iets is dat we niet kunnen vatten, dat iets boezemt ons ontzag en tevens ook angst in, laten we die grote onbekende dan maar projecteren in iets dat we Brahman, Tao, Jahwe, God, Allah … noemen”. De invulling van dat godsbegrip is verschillend afhankelijk van de tijdsperiode waarin en de landstreek waar die heeft plaats gehad. De wetenschap was nog niet erg ver gevorderd toen de verschillende godsdiensten ontstonden. De voorstellingen en verklaringen kwamen tot stand met de terminologie en het begripsvermogen van toen. De religies zijn in de loop van de eeuwen wel geëvolueerd, maar hun uitgangspunten zijn in grote lijnen dezelfde gebleven. Een en ander lijkt me verouderd en is aan een grondige herziening toe. Wij mensen hebben nood aan een "al of niet transcendente" houvast, maar het lijkt mij dat een eventuele nieuwe godsdienst moet vertrekken van de stand van de wetenschap zoals we die nu kennen. Tevens is het aangewezen om op een zo objectieve manier als mogelijk is, alle positieve elementen van de bestaande religies erin op te nemen of er alleszins eens serieus naar te kijken.
Voor mij is de evolutie van een persoonlijke God, een God die zich persoonlijk met iedereen bezighoudt, naar een onpersoonlijke God, waarvan eenieder zich een eigen beeld vormt, de meest aangewezen ontwikkeling, omdat ik denk dat de evolutie via genieën en wijzen, uiteindelijk bij 3A terechtkomt. Zie het hoofdstuk “3A, een onpersoonlijke God”. In “clubverband” een religie beleven, waarbij iedereen gelooft wat “de club” voorhoudt en doet wat “de club” voorschrijft, waarbij iedereen hetzelfde godsbeeld heeft, houdt verstarring in en onverdraagzaamheid tegenover de andere “clubs”, de andere godsdiensten. Een doorgroei naar genieën en wijzen gebeurt volgens mij niet collectief, maar eerder individueel, via persoonlijke groei, waarbij op bepaalde ogenblikken bepaalde individuen de evolutie een hele stap vooruit helpen.

dinsdag 25 oktober 2011


Islam IV

De gebedshuizen van de moslims zijn de moskeeën. Beelden, afbeeldingen en symbolen vindt men er niet. Priesters kennen ze niet, een islamitisch voorganger wordt een imam genoemd. In de Arabische landen is de imam theoloog van opleiding. Daar wordt hij als een soort ambtenaar door de staat betaald. De oproeper (muezzin) roept vanaf de minaret op tot het gebed, soms met behulp van een luidspreker. Het gebed heeft vijf keer per dag plaats op vaste tijdstippen: vóór zonsopgang, op de middag, aan het einde van de namiddag, na zonsondergang en in de late avond. De ramadan, de vastenmaand, is de negende maand van het islamitisch jaar. Vasten betekent: niet eten, drinken, roken, parfum gebruiken of seksueel verkeer hebben gedurende de dag (vanaf zonsopgang tot zonsondergang). Aan het einde van de vastenmaand wordt een groot feest gehouden: het suikerfeest. De moslims moeten 2,5 % van hun inkomen aan de armen geven. De islam kent drie heilige steden: Mekka, Medina en Jeruzalem. De heiligste plaats van de moslims is de moskee in Mekka. Deze is gebouwd rond de Kaäba, een kubusvormig gebouw van ruwe steen waar “de zwarte steen”, een basalten meteoriet, in de oostelijke muur is ingemetseld. Deze zwarte steen zou uit de hemel gevallen zijn als teken van het eerste verbond tussen God en de mensheid. Tijdens de jaarlijkse pelgrimstocht (hadj) moeten de pelgrims in tegenwijzerzin zeven maal rond de kaäba trekken. Moslims geloven in het laatste oordeel. De hele mensheid zal tot leven worden gewekt en worden beoordeeld door God met de hemel als beloning of de hel als eeuwige straf.


Belangrijke moslimlanden zijn: Afghanistan, Algerije, Bangladesh, Egypte, Indonesië, Irak, Iran, Jordanië, Koeweit, Libanon, Libië, Marokko, Mauritanië, Pakistan, Saoedi-Arabië, Senegal, Somalië, Syrië, Tunesië, Turkije, Verenigde Arabische Emiraten …

maandag 24 oktober 2011

Islam III
De levensbeschrijvingen van Mohammed evolueerden in de loop van de tijd, zoals bij alle religies gebeurde met de stichter, naar een ideaalbeeld. Dit ideaalbeeld van de profeet is er een van een wijze zonder woorden, van een weldoener die zieken genas, wonderen verrichtte met voedsel, doden opwekte en van een heilige. Zijn ouders namen tijdens de korte tijd dat ze weer levend waren snel de islam aan en verdienden zo het paradijs. Op het gevleugelde paard Burak gezeten maakte hij een nachtelijke reis, eerst naar Jeruzalem en daarna naar de hemel om er met God te onderhandelen over de religieuze verplichtingen van de gelovigen. Hij liet een nieuwe staat met een nieuw geloof na hetgeen door zijn volgelingen als ideaal werd bestempeld. Alhoewel hij onbetwistbaar een geniale godsdienststichter, een uitmuntend staatsman en een beminnelijk persoon was, was hij geen edele, geen wonderdoener, geen wijze en geen boven de wereld staande heilige. Ondanks zijn rijkdom en macht leefde hij evenwel eenvoudig. Slechts in drie opzichten permitteerde hij zichzelf alle luxe: goed eten (schapenvlees, dadels, honing, komkommers en meloenen), reukwaren (muskus) en vrouwen (na de dood van zijn vrouw verleende hij zichzelf het voorrecht te mogen trouwen met een onbeperkt aantal vrouwen in plaats van met de wettelijke vier).

De kern van de islam zit in het geloof in één God, Allah en de verwerping van alle afgoden, in het geloof in Mohammed als de boodschapper van God en in het geloof in het laatste oordeel. De openbaringen die Mohammed tijdens zijn leven ontving, zijn neergeschreven in het heilige boek, de Koran. Deze omvat 114 soera’s (hoofdstukken). De islam aanziet de koran als het laatste boek dat God geopenbaard heeft en Mohammed als de laatste profeet. Bij de islam zijn godsdienst en politiek nauw met elkaar verbonden en bestaat er geen scheiding tussen religieuze en wereldlijke plichten. De islam is zowel een religie als een leefwijze. De moslim mag geen varkensvlees eten en geen wijn drinken. De besnijdenis is algemeen gebruikelijk. De moslim mag tot vier vrouwen hebben en bovendien seks hebben met de hem toebehorende slavinnen. De vrouwen zijn in het openbaar meestal gesluierd. Heidenen moeten bestreden worden totdat ze de islam aangenomen hebben. Het oorlogszuchtige karakter van de islam blijkt vooral uit het gebod tot de heilige oorlog die moet dienen om de religie van de profeet uit te breiden. De Franse filosoof Blaise Pascal zegt in zijn werk “Les Pensées”: “Mohammed heeft een heerschappij gevestigd door te vermoorden, Christus door zich te laten vermoorden”.

zaterdag 22 oktober 2011

Islam II
Mohammed (d.w.z. “de geprezene”) werd geboren in Mekka op het Arabisch schiereiland (het huidige Saoedi-Arabië) in 570 na Christus. Zijn vader Abdallah en zijn moeder Amina stierven vroegtijdig. Hij werd opgevoed door zijn grootvader en door een oom. Na een harde jeugd, waarin hij als herder moest bijdragen tot het levensonderhoud van zijn familie, trad hij als kameeldrijver in dienst van de welgestelde koopmansweduwe Khadija. Hij wist haar vertrouwen te winnen en trouwde met haar, alhoewel ze ongeveer vijftien jaar ouder was. Zo werd hij een rijke koopman en ondernam grote succesrijke handelsreizen. Op deze reizen kwam hij in contact met joden en christenen. Gaandeweg werd hij een zwijgzame piekeraar die zich meer en meer met religieuze problemen ging bezighouden. Hij was geen bijbelkenner. Via vasten en gebed trachtte hij zelfstandig tot inzicht te komen. Toen hij veertig jaar oud was, had hij in een grot in de buurt van Mekka een visioen. Terwijl hij sliep, verscheen hem de engel Gabriël die hem vroeg de vijf versregels te lezen die op een zijden doek geschreven stonden. Mohammed kon lezen noch schrijven, maar door toedoen van Gabriël gebeurde er een wonder en het gelukte hem. Toen hij wakker werd en de grot verliet, hoorde hij een stem die zei: “Mohammed, jij bent de gezant van God en ik ben Gabriël”. Daarna zou de profeet nog meer openbaringen hebben gekregen die hem in zijn goddelijke missie bevestigden. Tot aan zijn dood kreeg hij steeds weer nieuwe ingevingen, die hij betitelde als van God afkomstig. Tijdens deze inspiraties geraakte hij in een bepaalde lichamelijke toestand. Hij viel ter aarde, beefde en zweette en er kwam schuim op zijn mond. Mohammed begon zijn inzichten te verkondigen, maar bij de polytheïsten van Mekka had hij niet veel succes. Daarom trok hij naar Yathrib, het huidige Medina (d.w.z. “stad van de profeet”) waar hij veel volgelingen kreeg. Hier ontpopte hij zich tot een vooruitziend, maar ook gewetenloos staatsman die erop uit was zijn macht te verstevigen en uit te breiden. Hij overviel karavanen van Mekka, veroverde steden, sloot een vredesverdrag met Mekka en nam het later in. De Kaäba zuiverde hij van afgodsbeelden en maakte het tot de centrale bedevaartplaats van zijn geloof. Hij ontdeed zich van enkele personen die hem beledigd hadden. Overladen met roem keerde de profeet terug naar Medina waar hij stierf in 632 na Christus.

vrijdag 21 oktober 2011

Islam I
Islam betekent “Overgave aan Gods wil”. De stichter van de islam is Mohammed. De aanhangers van de islam worden moslims, soms ook wel mohammedanen genoemd. Hun voornaamste uitspraak is: “Er bestaat geen God buiten Allah en Mohammed is zijn profeet”. Volgens de koran, het heilige boek van de moslims, waren Adam, Abraham, Ismaël (zoon van Abraham en Hagar), Isaak (zoon van Abraham en Sara), Jakob, Jozef, Mozes, David, Salomo, Johannes en Jezus rechtschapen personen die het ware geloof bezaten en de leer van Mohammed voorbereidden. Abraham wordt via Ismaël aanzien als de stamvader van de Arabieren en via Isaak deze van de Joden. Voor Ismaël werd de Kaäba te Mekka als heiligdom en voor Isaak de Tempel te Jeruzalem opgericht. Hierop voortbordurend kan men de islam als de Arabische vorm van het monotheïsme van Abraham en als een parallelle vorm van het jodendom typeren, eerder dan een aan de Arabieren aangepast christendom. Alhoewel Mohammed Jezus als een profeet aanzag, aanvaardde hij hem niet als de zoon van God en daarom wees hij de drievuldigheid van God af. Mohammed heeft ook geen hoogstaande ethiek verkondigd (zoals Jezus in zijn bergrede) en hij stichtte eerder een wereldse staat dan “een rijk dat niet van deze wereld is”. De islam is het jodendom voorbijgestoken omdat de islam via Mohammed “nieuwe openbaringen met een hogere waarde” bekomen heeft.

Het Arabisch schiereiland was in de zevende eeuw na Christus bevolkt door talrijke stammen die voortdurend met elkaar in conflict lagen en die in religieus opzicht nog erg primitief waren. Ze hielden er meerdere godheden op na, afgebeeld in steen en hout. De traditie van de stam, de deugden van de voorvaderen, het buitensluiten van de vreemdelingen en de verplichting tot de bloedwraak bepaalden hun geestelijk leven. Dit land werd de geboortegrond van een wereldomspannende religie, van een staat die de Arabieren verenigde en van een cultuur die als vierde grote plaats heeft genomen naast die van het Westen, India en China.

woensdag 19 oktober 2011

Christendom V
Het christendom kan opgedeeld worden in het orthodoxe en het westerse christendom. Het grote schisma tussen deze twee gebeurde in het jaar 1054 na Christus. Het westerse christendom kent het rooms-katholicisme en het protestantisme. De afsplitsing van de protestanten vond plaats in de zestiende eeuw na Christus. Deze afsplitsing ging gepaard met de beeldenstorm: de opstandige gelovigen vernielden beelden, altaren, ramen en andere religieuze voorwerpen in kerkgebouwen en kloosters. “God is niet te vatten in afbeeldingen!”

De orthodoxe christenen sluiten aan bij de cultuur van het Byzantijnse Rijk, het Oost-Romeinse Rijk met als hoofdstad Byzantium, later herdoopt tot Constantinopel, het huidige Istanboel. Hun hoogste gezagdrager is een patriarch. Zij erkennen het opperste gezag van de paus niet. Bij de orthodoxen vallen de vele iconen op, die gebruikt worden in hun openbare en private vereringen. Kloosters hebben steeds een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de orthodoxe christenen. Er staan twintig kloosters op de berg Athos in Griekenland waar meer dan duizend monniken wonen. Deze berg is het voornaamste monnikencentrum van de orthodoxen sinds de tiende eeuw na Christus.

De rooms-katholieken erkennen de paus als de hoogste gezagdrager in hun kerk. Hij is onfeilbaar inzake geloof en moraal. Hij zetelt in Rome en is de opvolger van de eerste bisschop van Rome, Petrus, een van de discipelen van Jezus. De gebedshuizen zijn de kerken die meestal gebouwd zijn in de vorm van een kruis. Evenals de orthodoxen kennen de katholieken de zeven sacramenten: het doopsel, het vormsel, de heilige eucharistie (misviering), de biecht, het heilig oliesel, het priesterschap en het huwelijk.

De protestanten leggen de nadruk op het gezaghebbende karakter van de bijbel en de tradities van de vroegere kerk. Ook zij erkennen het opperste gezag van de paus niet. De eucharistie heeft voor hen een andere betekenis: brood en wijn worden niet geconsacreerd tot lichaam en bloed van Christus, maar blijven brood en wijn. De eucharistie is voor de protestanten louter een avondmaal waarbij ze het lijden en de verrijzenis van Christus wel herdenken, maar dit avondmaal verschilt wezenlijk van de katholieke eucharistieviering.
Er zijn vier strekkingen:

de Anglikaanse/Episcopaalse kerk (oprichter: Hendrik VIII, Engeland),











de Lutherse kerk (oprichter: Maarten Luther, Duitsland),











 
de Gereformeerde/Presbyteriaanse kerk (oprichter: Johannes Calvijn, Frankrijk, Zwitserland)










en de Vrije kerken (overal in de wereld).

dinsdag 18 oktober 2011

Christendom IV
Bij de andere wereldreligies staat de door de stichter verkondigde leer centraal, bij het christendom staat de persoon van de stichter zelf, Jezus Christus, centraal. De wereldverlossende kruisdood van Christus, zijn verrijzenis en zijn hemelvaart, het feit dat hij Gods Zoon is, heeft het christendom ertoe aangezet te geloven dat hun religie de enige ware absolute godsdienst is en dat het eeuwige heil van de mensheid afhangt van het accepteren van deze godsdienst. Hieruit vloeide voor de christenen het recht, ja de plicht voort de dwalingen van de heidenen en de ketters met alle middelen te bestrijden. Dit resulteerde in een onverdraagzaamheid tegenover andersdenkenden (kruistochten, inquisities, heksenverbranding, kettervervolging). Momenteel hebben velen het idee verlaten dat het christendom de absolute godsdienst is. De stelling van Copernicus (1473-1543), dat de aarde en de planeten rond de zon draaien en niet dat de aarde in het middelpunt van het heelal staat waaromheen alle hemellichamen draaien, en de door de wetenschap tegenwoordig algemeen aanvaarde theorie van de oerknal zo’n vijftien miljard jaar geleden, hebben daar zeker toe bijgedragen.

Het christendom kent naast God andere bovennatuurlijke wezens. De boodschappers en helpers van God zijn de engelen. Er zijn de aartsengelen (Michaël, Gabriël, Rafaël …) en de engelbewaarders. Satan en zijn duivels zijn de aanstokers tot alle kwaad. Kerstmis, het feest van de geboorte van Christus en Pasen, het feest van zijn verrijzenis, zijn heden ten dage eerder verworden tot feesten die passen in een consumptiemaatschappij dan in een religie. Bij het einde van de wereld zullen tijdens het Laatste Oordeel de doden verrijzen, zal het kwaad overwonnen worden en zullen de goeden eeuwig leven in de hemel en de slechten voor eeuwig verdoemd zijn in de hel.

vrijdag 14 oktober 2011

Christendom III

Na de dood van Jezus heeft Paulus van het jonge christelijke geloof een zelfstandige wereldreligie gemaakt die zich erg van het jodendom onderscheidde. Paulus (Saulus) was een jonge ijverige farizeeër en in die hoedanigheid een bestrijder van de christenen. In Damascus kreeg hij een visioen en hierdoor werd hij een geestdriftig ijveraar voor de leer van Christus. Deze ontwikkelde hij verder en verbreidde haar door op zijn drie grote zendingsreizen in het Nabije Oosten en Giekenland te prediken en brieven te schrijven. Zoals bij alle religies is ook bij het christendom de stichter na zijn dood door de legende omhangen met talrijke fabelachtige karaktertrekken en mythische verhalen (zie *** verderop).

Adam, de stamvader van alle mensen, was ongehoorzaam aan God en belastte de mensheid met de erfzonde (hij werd samen met Eva uit het Aards Paradijs verdreven, de mensen werden sterfelijk). Uit eigen kracht konden de mensen zich niet van deze erfzonde bevrijden en de dood overwinnen. *** Daarom liet God (volgens Paulus) zijn zoon mens worden en een pijnlijke dood sterven als plaatsvervangend zoenoffer voor heel de mensheid. Door deze offerdood van Christus werden alle mensen bevrijd van de zonde. De mens moet evenwel door zijn geloof in Christus de goddelijke genade aanvaarden en zich ver houden van zonden, wil hij gered worden. Jezus, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, door zijn opstanding uit de dood de Zoon van God genoemd naar de geest, was tegelijkertijd zowel God als Mens. *** Dit moeilijk idee van het samengaan van God en Heiland in de persoon van Jezus, vond zijn oplossing in de Heilige Drievuldigheid met God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. God, die zijn zoon de pijnlijke kruisdood liet sterven, zou gezichtsverlies geleden hebben wanneer hij zijn macht over de dood niet had getoond. *** Vandaar de verhalen in de bijbel over de verrijzenis en de hemelvaart van Christus. Christus, als zoon van God, moest vrij geweest zijn van de erfzonde, dus moest ook Maria hiervan vrij geweest zijn, anders was de erfzonde overgegaan op haar zoon. *** Dit leidde in 1854 tot het dogma van de onbevlekte ontvangenis: Maria kwam ter wereld met een onbevlekte ziel. Ook verkondigde men de leerstelling van de maagdelijke geboorte van Jezus. *** Maria is altijd maagd geweest, ze werd zwanger van de Heilige Geest.

maandag 10 oktober 2011

Christendom II
Voor de christenen is de Bijbel, de Heilige Schrift, het basiswerk van hun geloof. De bijbel omvat twee delen: het oude testament en het nieuwe testament. Het Oude Testament bestaat uit drie onderdelen: de Historische Boeken (Genesis tot en met Makkabeeën) die overeenkomen met de tora van het jodendom, de Wijsheid (Job tot en met Jezus Sirach) en de Profeten (Jesaja tot en met Maleachi). Het Nieuwe Testament kan worden onderverdeeld in de vier Evangeliën (van de apostel Mattheüs, van de leerlingen van de apostelen Marcus en Lucas en van de apostel Johannes; de eerste drie worden ook de synoptici genoemd), de Handelingen der Apostelen, de Brieven aan de christenen en de Apocalyps of Openbaring.
Jezus was een man van het volk. Hij had het in zijn predikingen meer begrepen op “degenen die belast en beladen zijn” en “de armen van geest” dan op de intellectuelen zoals de farizeeën en schriftgeleerden die als muggenzifters wat de “Wet” betreft, het essentiële vergeten, te weten: rechtvaardigheid, barmhartigheid en geloof. Zijn hele religieuze en ethische leer vatte Jezus samen in de volgende twee uitspraken: “Gij moet Jahwe uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met al uw krachten” en “Bemint uw naaste gelijk uzelf”. Jezus was een zeer gepassioneerde Israëlitische profeet die geen belang hechtte aan de talrijke ceremoniële voorschriften van de Joden. “Het gebed moet direct uit het hart komen en moet van alle uiterlijk vertoon ontdaan zijn”. De originele prestatie van Jezus bestond er niet in een nieuw theologisch systeem uit te werken (hetgeen Paulus later deed), maar in het feit dat hij de overgeleverde waarheden in kernachtige uitspraken, in prachtige gelijkenissen en parabelen wist te verkondigen. Hij leerde dat God rechtvaardig, maar ook goed is en dat het Rijk Gods nabij was. Daar de Joden meestal afwijzend stonden tegenover zijn prediking, wendde hij zich steeds meer en meer tot de heidenen die er wel open voor stonden.

donderdag 6 oktober 2011

Christendom I
Het jodendom, dat vol verlangen uitkeek en nog uitkijkt naar de Messias, en de van de Griekse geest doordrongen religies van het Romeinse Keizerrijk, vormden de voedingsbodem waaruit het christendom ontstond en van waaruit het verbreid werd. Jezus is de stichter en Paulus, een jonge farizeeër die zich enkele jaren na de dood van Jezus bekeerde, kan als de eerste verbreider van het christendom aanzien worden.

Jezus Christus (het Griekse Christos betekent “gezalfde”, een vertaling van het Hebreeuwse “messias”) leefde in Palestina in het Midden-Oosten. Hij werd geboren omstreeks het jaar vier voor Christus, waarschijnlijk in Nazareth in Galilea, maar volgens de bijbel in Bethlehem. Hij was de oudste zoon van Jozef de timmerman en Maria. Via Jozef was hij een afstammeling van koning David. Hij had vier broers (Jakobus, Jozef, Judas en Simon) en enkele zusters. In Nazareth, waar hij zijn vader Jozef hielp, heeft hij het grootste deel van zijn leven doorgebracht. Hij was een Jood en leefde als een Jood. Hij hield zich bezig met religieuze problemen en verwierf vrij snel een grondige kennis van de geschriften van het Oude Verbond. Op dertigjarige leeftijd trad hij op in het openbaar en verkondigde de spoedige komst van het Rijk Gods. Hij had twaalf discipelen, zijn apostelen. Hij predikte, deed wonderen, genas zieken en dreef duivels uit in steden en dorpen, in de bergen en aan de oevers van de Dode Zee. Het succes dat hij hierbij had, was een doorn in het oog van de farizeeën en schriftgeleerden. Toen hij ter gelegenheid van het paasfeest naar Jeruzalem trok, deden ze hem een proces aan wegens godslastering en lieten hem met de toestemming van de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus aan het kruis nagelen. Hij stierf de kruisdood omstreeks het jaar dertig na Christus. In de bijbel staat dat Jezus uit de dood verrees en dat hij door verschillende mensen gezien werd alvorens hij ten hemel opsteeg.

dinsdag 4 oktober 2011

Jodendom III
De gebedsplaatsen van de joden zijn de synagogen, de religieuze leiders zijn de rabbijnen, de rustdag is de sabbat. Deze begint bij zonsondergang op vrijdag en duurt tot zonsondergang op zaterdag. Op de sabbat wordt er niets ondernomen dat kan aanzien worden als werken, zoals autorijden en koken. Wat de voeding betreft, hier volgen de joden hun spijswetten. Deze behandelen de wettelijk toegestane (kosjer) en de verboden producten. De spijswetten bestaan uit vier delen en zijn voornamelijk gebaseerd op het derde en het vijfde boek van Moses:
1  voedsel dat plantaardig is, is kosjer;
2  bloed is niet kosjer en vlees moet afkomstig zijn van kosjer geslachte dieren;
3  melk- en vleesproducten mogen niet samen gegeten worden;
4  er zijn kosjere en niet kosjere diersoorten: wat vlees betreft mogen alleen zoogdieren die herkauwen en een gespleten hoef hebben geconsumeerd worden (varkensvlees is verboden), vissen zijn toegestaan wanneer ze vinnen en schubben hebben (schelpdieren zijn verboden), roofvogels zijn verboden, andere vogels met een krop zijn toegestaan.

Joden geloven in één almachtige God die het heelal schiep en het voortdurend in stand houdt. God is eeuwig. Men kan hem niet zien of betasten, vandaar dat de joden geen afbeeldingen van God gebruiken. De joden geloven dat de mensen zijn gemaakt naar Gods beeld en gelijkenis, dat de mensen moeten trachten de heiligheid na te streven bij heel hun doen en laten en dat gehoorzamen aan de wet van God overeenkomt met het uitvoeren van Gods wil. Ze zien uit naar de komst van de “Messias” die een tijdperk van vrede zal inzetten.

Joden zoeken geen bekeerlingen. Zij die zich bekeren tot het jodendom moeten de joodse wet en tradities naleven, inclusief een besnijdenis wanneer ze man zijn. Eigenlijk is men jood wanneer men tot een joodse gemeenschap behoort. Alle joden voelen zich sterk verbonden met Israël, het land dat God aan Abraham schonk, en de heilige stad Jeruzalem. De Klaagmuur in Jeruzalem is de heiligste plaats voor de joden en symboliseert het eeuwenlange verlangen naar een staat waarin het geloof aan Jahwe centraal staat. Het is het joodse symbool bij uitstek geworden. Symbool van het lijden van het Joodse volk, maar tegelijk van de belofte tot herstel. De klaagmuur is het enige overblijfsel van de tweede tempel van Jeruzalem. Deze werd door de Romeinen verwoest omstreeks 70 na Christus.

zaterdag 1 oktober 2011

Jodendom II
Moses is geboren in Egypte, ergens in de veertiende eeuw voor Christus. Volgens de bijbel verborg de moeder van Mozes het kleine kind in een rieten mandje tussen het riet aan de oever van de Nijl, omdat de Farao bevolen had alle mannelijke Hebreeuwse babies te doden. Mozes werd gevonden door een dochter van de Farao en deze voedde hem op als haar eigen kind. Toen Mozes in de twintig jaar was, doodde hij een Egyptische ambtenaar die een slaaf sloeg. Om te ontkomen aan het gerecht moest hij het land verlaten. Hij leefde vele jaren als herder. Toen hij tachtig jaar was, gaf God hem op de berg Sinaï het bevel terug te keren naar Egypte om zijn volk uit de slavernij te verlossen. Moses en God zonden de tien plagen over Egypte en de Farao liet de slaven gaan. Maar hij bedacht zich en achtervolgde hen. Mozes kon met Gods hulp ongehinderd door de Rode Zee trekken (het water splitste zich), maar de achtervolgers verdronken in het terugkerende water. Mozes verbleef veertig dagen alleen op de berg Sinaï waar God hem de stenen tafelen gaf met de “Tien Geboden”. Ook werd een nieuw verbond gesloten tussen God en de Joden. Op honderdtwintig (120) jarige leeftijd stierf Mozes juist voordat het volk van Abraham, Isaak en diens zoon Jakob (die ook Israël heette) het beloofde land Kanaän (later Palestina geheten) kon binnentrekken. Dit nieuw verbond tussen Jahwe en zijn uitverkoren volk was en is nog steeds de kern van het jodendom.
Traditioneel wordt Mozes aanzien als de schrijver van de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse bijbel, ook wel de Pentateuch of de Tora genoemd. De Talmoed is een handleiding met wetten en commentaren op de tora, bedoeld als leidraad bij diverse levensomstandigheden. Het bestuderen van deze heilige boeken, het woord van God, is essentieel om dichter bij God te komen. Joden gehoorzamen de tora (de wet van Mozes), niet voor hun eigen voordeel, maar om te doen wat God bevolen heeft en om zijn volk te zijn.