woensdag 30 november 2011

Bijdrage van de wereldreligies tot de evolutie van de kosmos I
De oosterse religies bevatten meer elementen die mij aanspreken dan de westerse. Zij hadden 2500 jaar geleden, zonder de wetenschappelijke kennis waarover we nu beschikken, al inzichten in de kosmos die verwonderlijk zijn. Op het einde van het eerste millennium na Christus kenden de Chinese en ook de Arabisch-islamitische beschavingen een ongekende bloei. Hoe komt het dan dat de westerse beschaving, met het christendom als motor, momenteel toonaangevend is in heel de wereld? Waarom hebben de Chinese en de Arabisch-islamitische beschavingen zich laten voorbijsteken?

De Chinezen vonden het papier, het buskruit (vuurwerk, bommen …) en het kompas uit. Ze waren bedreven in het smelten en bewerken van ijzer en de textielindustrie deed reeds beroep op spintoestellen. Ze leverden opmerkelijke prestaties in de wiskunde en de astronomie.
De Arabische wetenschappers veralgemeenden het gebruik van de “Arabische cijfers” (1, 2, 3 … in tegenstelling tot de “Romeinse cijfers”, b.v. MDCLXI = 1661), legden de grondslagen van de algebra, verfijnden de driehoeksmeetkunde en leverden pionierswerk op het gebied van de analytische meetkunde. Ze bouwden sterrenwachten en waren bedreven in de aardrijkskunde en de geneeskunde (oogheelkunde en farmacologie).

Bij de Chinezen was de wetenschap vooral een praktijkgerichte onderneming: oplossen van problemen in de landbouw en de economie, uitbouwen van een omvangrijke vloot, opstellen van een officiële kalender … In de geest van Confucius echter keerde China de zee-expedities in de veertiende en de vijftiende eeuw de rug toe en kwam afkerig te staan tegenover wetenschappelijke en technologische vernieuwingen. Ook het taoïsme verwierp de idee de natuur te beheersen en te manipuleren. De holistische visie van het traditionele China vormde geen goede basis voor de ontwikkeling van het logisch en analytisch denken zoals toegepast in de westerse wetenschappen.
De islamitische wereld was vooral geïnteresseerd in de wetenschap omwille van haar praktisch of religieus nut: bepaling van de precieze gebedstijden, het begin van de ramadan, de richting van Mekka, toepassing in de navigatietechnieken … Het religieus conservatisme in de islam stond echter vanaf de twaalfde of dertiende eeuw het dogmatisme voor en verwierp creativiteit en innovatie. De koran mocht niet rationeel benaderd worden, maar moest begrepen worden in het licht van de handelwijze van de profeet en zijn volgelingen. Het zelfstandig redeneren of interpreteren moest grotendeels wijken voor een onvoorwaardelijk aanvaarden van de gevestigde doctrines. Godsdienst en politiek waren nauw met elkaar verweven, daardoor kon de islam zijn stempel drukken op de evolutie van de samenleving (b.v. het drukken van islamitische teksten werd als heiligschennis beschouwd).
Beide culturen bleven omstreeks en na 1500 min of meer ter plaatse trappelen en konden alzo gemakkelijk voorbijgestoken worden door de westerse cultuur. Deze borduurde voort op de wetenschappelijke en technologische verworvenheden van de Chinese en de Arabisch-islamitische cultuur.

Geen opmerkingen: