zaterdag 23 april 2011

Assertiviteit IX
Een veel gebruikte manier om iemand te manipuleren is kritiek. Wanneer we negatieve kritiek over ons krijgen, beginnen we de negatieve emoties angst en paniek te voelen. In mijn jeugd heb ik meerdere keren moeten horen dat ik een nietsnut was, dat ik er niets van kende, dat ik lomp was ... Prettig was dat niet. Ik werd angstig en raakte lichtjes in paniek: waar moet dat met mij naartoe, wat gaat er van mij geworden? Mijn drie dochters hebben in hun jeugd ook aardig wat kritiek op elkaar gespuid, zoals de meeste kinderen trouwens. “Jij bent een trut!” “Jij bent een domme trien!” Telkens ik dat hoorde, verbeterde ik hen: “Zeg liever, ik vind je een trut, ik vind je een domme trien!” Wanneer iemand vindt dat je “dom” bent, is dat eerder zijn probleem. Wat hij vindt, is misschien onjuist of hij vindt al te gemakkelijk dat iemand “dom” is. Wanneer iemand zegt dat je “dom” bent, is dat een directe aanval, een vorm van agressie. Je begint je af te vragen of je echt “dom” bent. Waarom zegt hij dat anders? Op het eerste gezicht vind je misschien dat er geen verschil is tussen deze twee uitspraken. Maar wanneer men het tegen jou heeft, zal je het verschil wel “voelen”.

Ik hecht niet zoveel belang aan kleding en soms deed ik maar aan wat ik het eerste tegenkwam. Een schoonzus, een dochter of mijn vriendin zei dan al wel eens: “Wat heb je nu aan? Die combinatie, die kleuren, jongen! Dat trekt op niks!” Ik kreeg dan direct een lichte opwelling van paniek. “Oei! Hier zit ik nu, slecht gekleed! Wat gaan de mensen nu van mij denken?” Gelukkig ken ik nu enkele assertieve technieken die mij kunnen helpen om niet meer zo snel van de kook te geraken.
Niet-assertieve mensen gaan, wanneer ze kritiek te verwerken krijgen, direct in de verdediging. “Jij bent ook niet spaarzaam, je smijt het geld zo maar door deuren en vensters!” “Da’s niet waar! Dat doe ik niet! Ik zet iedere maand een grote som op mijn spaarboekje!” “Noem jij 25 euro een grote som!” “Jij moet niets zeggen! Wat jij iedere week uitgeeft aan pintelieren!” “Ik mag toch wel een pintje gaan drinken met mijn vrienden, zeker?” “Die vrienden van jou, da’s me ook wat moois!” En de carrousel is vertrokken. Kritiek, verdediging, tegen-kritiek, verdediging, manipulatie en tegen-manipulatie. Wanneer het eerste antwoord zo geklonken had: “Da’s waar! Ik spring eigenlijk niet zo goed om met het huishoudgeld!” zou de eerste partner met zijn mond vol tanden gestaan hebben en de manipulatie zou stoppen. Had het antwoord er zo uitgezien: “Vind je? Wat bedoel je precies met niet spaarzaam zijn?” dan had dit een constructief gesprek kunnen worden tussen twee volwassenen.

Geen opmerkingen: