maandag 22 februari 2010

Onze drie videorecorders

Wanneer we een verkeerslicht op rood zien springen, gaan we in ons geheugen op zoek naar “de regel van het rood licht” en we handelen overeenkomstig. Ons geheugen zit boordevol met dergelijke regels. Hoe en wanneer zijn die regels en is al die informatie daarin gekomen?
Voor het gemak van het begrijpen stellen we ons geheugen (zowel mentaal als emotioneel geheugen) voor als drie boven elkaar geplaatste “videorecorders”. De onderste recorder is de kind-recorder, de middelste de volwassene-recorder, de bovenste de ouder-recorder. Deze recorders hebben we altijd bij ons en hebben we altijd bij ons gehad. Vanaf onze geboorte, eigenlijk vanaf de bevruchting, staan deze recorders op. Ze hebben alle informatie die we opgenomen hebben, geregistreerd in de voorlopige of de definitieve vorm. Ze hebben al onze belevenissen met de erbij horende gevoelens en emoties opgeborgen.


In onze eerste levensjaren was het vooral de kind-recorder die registreerde: de geborgenheid die we voelden (of niet voelden), de genegenheid die we kregen (of niet kregen), de plezierige (of onplezierige) dingen die we meemaakten, de nieuwe wereld die we ontdekten … Afhankelijk van onze directe omgeving (ouders, babysit, familie) waren deze hoofdzakelijk plezierige of onplezierige dingen.
Daarna kwamen de voor ons “kind zijn” zeker onplezierige dingen en al spoedig begon de bovenste recorder, de ouder-recorder, op te nemen. “Niet morsen, mooi op het potteke zitten, daar moet je van afblijven, blijf stil op je stoel zitten, je bent stout, je doet mama en papa verdriet, je bent niet goed wijs, twee maal twee is vier, je moet mooier schrijven, je moet hard studeren, je moet op tijd gaan slapen, je mag niet snoepen in de klas, je moet voor het rood verkeerslicht stoppen, je moet zeggen ‘mijn vriend en ik’ en niet ‘ik en mijn vriend’, je mag geen boer laten, pas op of de politieagent komt je halen, je mag geen belastingen ontduiken, je moet zorgen dat je zo snel mogelijk een eigen huis hebt, je moet harder presteren op het werk, je ideeën zijn waardeloos, je collega schopt het verder, seks voor het huwelijk mag niet, als je niet oppast, word je ontslagen, blijf bij één partner wil je geen aids krijgen, je mag niet … je moet …”. De ouder-recorder registreerde alles wat je hoorde van je ouders, van je leraars, van de overheid, van de maatschappij. De geregistreerde dingen van de ouder-recorder draaien veelal rond angsten. Je moet of je mag niet … want anders …
En de volwassene-recorder? Deze bevat in onze eerste levensjaren vooral zaken gekopieerd van de andere recorders. Blijmoedige kinderen hebben vooral gekopieerd van de kind-recorder naar de volwassene-recorder. Kinderen die het allemaal ingehamerd gekregen hebben, kopieerden vooral van de ouder-recorder.
Ieder van ons gedraagt zich in een gezelschap op zijn eigen typische manier. Hierbij maken we (onbewust) gebruik van wat er op onze recorders opgeslagen is. Soms maken we voornamelijk gebruik van de ouder-recorder. “Het is toch godgeklaagd hoe ze ons hier behandelen!” “Die administratie werkt ontzettend traag!” “De mensheid is om zeep, de mensen deugen niet meer!” “Het is een schande zoals de jeugd er tegenwoordig bijloopt!” “Het trekt op niks wat de regering nu weer uitricht!” “Heb je die naaktscène op tv gezien? Onbehoorlijk!” “Hoe is dit of dat toch mogelijk …” We voelen ons en doen ons voor als een vermanende “Ouder”. We kunnen zeggen dat we verkeren in de “ouder-zijnswijze” van onze persoon. Wanneer we de situatie onder controle hebben, maken we hoofdzakelijk gebruik van de volwassene-recorder. We verkeren in de “volwassene-zijnswijze” van onszelf. “Ik zal eens navraag doen in de bank om precies te weten wat er gebeurd is!” “Je spreekt niet meer tegen mij, wat is er gebeurd buurman? Heb ik je ergens nadeel berokkend?” “Ik koop niet, de prijs is mij te duur!” Soms is ons gedrag gebaseerd op de inhoud van de kind-recorder. We voelen ons en gedragen ons als een ondeugend of een verongelijkt “Kind”. “Mijn prei is toch veel dikker dan die van jou!” “Ik krijg altijd de schuld wanneer ons kind ‘s nachts begint te wenen!” “Laat me hier toch niet alleen met die grote afwas!” “Nu heb ik wat voor, zie eens wat ze me nu hebben aangedaan …” Hier verkeren we in de “kind-zijnswijze” van onszelf. Wanneer we erop beginnen te letten, merken we dat we regelmatig van “zijnswijze” veranderen. Handelen we meestal vanuit onze “volwassene-zijnswijze”, dan zit het wel snor.

Geen opmerkingen: