dinsdag 16 augustus 2011

Boeddhisme II
Meer dan veertig jaar lang verkondigde de “Verlichte” zijn leer. Deze is gebaseerd op de “vier edele waarheden”:
1  elke vorm van bestaan gaat gepaard met lijden (= het leven is zo onbevredigend: pijn, ziekte, tegenslag, verlies …);
2  elk lijden heeft een oorzaak (= verlangen, begeerte, hebzucht, gehechtheid, egoïsme … hebben lijden tot gevolg);
3  er kan een einde aan lijden worden gemaakt (= via onthechting, mededogen en zich één voelen met de kosmos);
4  bevrijding van lijden kan bereikt worden door het volgen van “het achtvoudige pad” [acht juiste handelingen om te komen tot wijsheid (juist zien, juist denken), deugd (juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud) en meditatie (juiste inspanning, juiste opmerkzaamheid, juiste concentratie)].
De “Verhevene” zelf heeft nooit geloofd dat alle mensen zich kunnen onthechten en ascetisch kunnen leven.
Het boeddhisme beschouwt het leven als een schakel in een oneindige keten van wedergeboorten (samsara). Karma, de optelsom van alle daden van een levend wezen, bepaalt dat positieve daden een gunstige wedergeboorte bevorderen en negatieve daden een ongunstige. Door de beoefening van de boeddhistische leer kan men trachten de keten van wedergeboorten te doorbreken en het hoogste doel, de verlichting (nirvana) te bereiken. Het nirvana is in dit leven de toestand van volledige afwezigheid van begeerte en passie en na de dood de toestand waarin alle lichamelijkheid, alle gevoelens, alle voorstellingen, alle driften en elk bewustzijn voor altijd zijn opgeheven. Het nirvana is de onverstoorbare rust, de eeuwige gelukzaligheid. Het boeddhisme kent geen echt opperwezen, geen God.
Het uitgangspunt van de leer van Boeddha is de kosmische wet, de wereldwet die aan de grondslag ligt van alle verschijnselen. Het leven bestaat uit een continu proces van veranderingen. Wij mensen zijn opgenomen in dit proces van verdwijnen en ontstaan. Een gebeurtenis vindt onvermijdelijk plaats als alle voorwaarden voor het ontstaan ervan aanwezig zijn. Iedere gebeurtenis is op deze manier het resultaat van een veelheid aan voorwaarden en factoren. Deze factoren verschijnen en verdwijnen niet zomaar, ze zijn onderworpen aan een strenge wetmatigheid. Zij zijn de oneindig talrijke uitdrukkingsvormen van de wereldwet (dharma). Deze manifesteert zich zowel in de doelmatig ingerichte kosmos als in de morele ordening van de wereld die op de vergeldingscausaliteit van het karma steunt. Een reïncarnatie is in het boeddhisme geen verhuizing van de “ziel” in zijn geheel zoals dat in het hindoeïsme wordt voorgehouden, maar veeleer een veranderlijke som van geestelijke factoren die in een fysiek omhulsel een nieuw onderkomen vinden.

Geen opmerkingen: