donderdag 4 augustus 2011

Kunnen we zonder godsdienst of een religie?

Ik ben opgevoed in een katholiek milieu. Als jongeling ging ik niet graag naar de mis. Kerstmis, Pasen en misschien nog wel enkele andere kerkelijke gebeurtenissen konden me nog enigszins boeien. Zo herinner ik mij de grote processies. Enkele dagen voordien gingen we varens plukken en versnipperden deze samen met bloemen en gekleurd papier tot een mengsel dat op straat werd gestrooid. Hierover trok dan de processie. In de voordeur van ieder huis stond een tafeltje met daarop een H. Hartbeeld, bloemen en brandende kaarsen. In de processie liepen engelen met vleugels aangebonden en herders met schapen. Er was iets te doen! De mysterieuze klokken van Rome met Pasen en de sfeervolle kerststal met zijn beeldjes met Kerstmis brachten ook ambiance in het kerkgebeuren. Maar een gewone mis, waar men ongeveer een uur stil moest zitten en dikwijls nog luisteren naar een preek die mij niet aansprak, ik ging er niet graag naartoe. Zelf de mis opdragen en de pastoor nabootsen, daar had ik als jongeling wel mijn plezier in. In de garage bouwden we een altaar met een appelsienenkist en een kussensloop. Hierop speelden we “de mis doen” met een kop water en enkele schijfjes rammenas. De consecratie werd aangekondigd met een oude fietsbel. Zelf iets doen, dat wilde ik. Meebidden, meezingen, samen knielen en opstaan in de kerk, het was voor mij teveel kuddegedrag. Op het college moesten we iedere dag minstens een uur vroeger opstaan om naar de mis te gaan. Ik vond het erg dat ik niets anders kon doen dan dat hele gedoe lijdzaam te ondergaan. En dat biechten! Eens per maand moesten we aan een biechtvader vertellen wat we allemaal mispeuterd hadden. We moesten onze “zonden” biechten. Als jongen had ik een lijstje opgesteld waaruit ik dan telkens kon putten: drie keer gelogen, twee keer gevloekt, aan de suiker gezeten, pootje gebaad in de beek met de broekspijpen erg hoog opgerold ... In de puberteitsjaren werd dit een echte marteling. Ik had het in die tijd al lastig genoeg met mijn veranderend lichaam. Toch moest ik nog een tweede keer door een hel van schaamte en schuldgevoelens: ik moest de strubbelingen met mijn hormonen aan één of andere pater vertellen. Later, toen ik aan de universiteit mijn doctoraat voorbereidde, begon de worsteling met de katholieke godsdienst echt goed op gang te komen. Waarom mochten de mensen in de mis niet meepraten, waarom mocht men zijn mening niet zeggen over de preek of het evangelie? Het was voor mij niet actief genoeg, ik kon er zelf niet genoeg inleggen. Wat ik het ergste vond, was dat God als een wezen werd voorgesteld dat ons op ieder ogenblik in de gaten hield en ons af en toe een straf toezond, wanneer we het te bont maakten. Het idee van een persoonlijke God, een God met een gezicht, een God die kwaad kan zijn, die streng is en ons vergiffenis schenkt wanneer we berouw hebben, die gevoelens kan hebben, dat kon er bij mij niet in. Ik kreeg de indruk dat het de bedoeling was ons voortdurend met schuldgevoelens op te zadelen, zeg maar ons te manipuleren om ons in het rijtje te laten lopen. We moesten ons schikken naar de regels van “de club”. De kracht, de rijkdom die ieder van ons in zich heeft, werd hierdoor volgens mij verstikt.
Er werd ons verteld dat de God van de christenen de enige echte ware is. En de andere godsdiensten dan? Die hebben toch ook een God! Zijn er dan meerdere goden? Of ziet God er verschillend uit, afhankelijk van wie naar hem kijkt? We moesten alles geloven wat in de bijbel stond en wat de paus, het “onfeilbare” hoofd van de kerk ons voorhield. De voorstellingen die men ons gaf van God, de schepping, de hemel, het vagevuur, de hel en de engelen, ik kon er niet bij. Ik voelde me geïndoctrineerd en gevangen. Ik wilde vrij zijn, mijn innerlijke rijkdom kunnen ontdekken. Sinds die tijd heb ik een hekel gekregen aan de woorden “moeten” en “geloven”. Ik heb ze dan ook uit mijn woordenboek geschrapt.
Ik wilde loskomen van de katholieke godsdienst. Maar dat heeft enorm veel moeite gekost. Ik probeerde me voor te stellen dat God niet bestond, dat er geen hemel of hel was, dat Maria niet verschenen was in de bedevaartsoorden, dat het niet kon zijn dat we ons altijd maar schuldig moesten voelen en om vergiffenis moesten vragen. Maar de godsdienstpatronen die in mijn hersenen gegrift waren tijdens mijn opvoeding, bleken niet zo maar eventjes gewist te kunnen worden. Het heeft enkele jaren geduurd voor ik de katholieke godsdienst kon loslaten. ‘s Nachts droomde ik allerhande heilige taferelen. Onze Lieve Vrouw “verscheen” zelfs meerdere keren in mijn dromen. En dan mijn houding tegenover hosties. Het heeft erg lang geduurd voordat ik een hostie kon aanzien als een stukje brood, zonder meer.
Ik wil er onmiddellijk bijzeggen, dat ik geen rancunes of wrok koester tegenover de katholieke godsdienst. Ik heb er veel aan gehad zoals zovele mensen door de jaren heen. Maar ik moest er onderuit. Mijn opleiding als fysicus zal er zeker ook toe bijgedragen hebben dat ik “godsdienst” anders ben gaan bekijken. Niemand van ons heeft God ooit gezien. Bestaat hij dan niet? Dat is te veel gezegd. Misschien bestaat hij niet, misschien wel, wie zal het zeggen? De wetenschap is er in geslaagd al een erg groot stuk van het heelal en onze aarde te doorgronden en te begrijpen. Maar er is nog oneindig veel meer dat wij niet begrijpen. Het ons bekende is slechts een nietig gedeelte in vergelijking met hetgeen nog onbekend is. Vandaar dat sommigen onder ons al het onbekende steken in een hoger wezen dat we God noemen. Tot hiertoe ben ik nog mee. Maar de invulling van die God, de voorstelling die de religies ons van die God voorhouden, daar ben ik niet gelukkig mee. De evolutie van het heelal, van de aarde en van ons, de mens, heeft niet stilgestaan. De wetenschap is erop vooruitgegaan sinds de wereldreligies zijn ontstaan. We hebben nu andere inzichten zodat ons godsbeeld aan een herziening toe is. Ik heb voor mezelf een godsbeeld (3A) uitgewerkt dat voor mij plausibel is. Hiermee ben ik in staat voor mezelf aannemelijke verklaringen te geven voor de geheimen en de zin van het leven.

Geen opmerkingen: