dinsdag 30 augustus 2011

De Chinese wereldbeschouwing II
Volgens de Chinese opvatting is het heelal een reusachtig levend organisme dat voortdurend verandert en waarvan de afzonderlijke delen elkaar wederzijds beïnvloeden. Welk wezen houdt dit heelal in stand en regeert het? De Chinezen zijn hierover niet eenduidig, ze kennen Shang-ti, de opperste heerser, T’ien, de hemel en Tao, de hemelse weg. Deze drie worden onderling wel eens met elkaar verward. Tao lijkt het hoogst te staan. Volgens de confucianen is het Tao de wet volgens dewelke de hemel de orde bewaart in de natuur en de mensen. Bij de taoïsten is het Tao de bovenpersoonlijke natuurwet en tevens ook het oer-zijn waaruit pas na een polaire scheiding hemel en aarde voortkomen. Het Tao wordt enerzijds gedefinieerd als niet-zijn, leegte en stilte en anderzijds als stamvader en meester die hemel en aarde torst, alle dingen vormt en snijdt, alles rechtvaardig ordent en met zijn genegenheid begenadigt.
De parallellen tussen de macrokosmos en de microkosmos hebben de Chinezen ertoe aangezet hun leven in te richten en te handelen in overeenstemming met de kosmos om alzo te komen tot een gelukkig bestaan. De mens moet er voor alles naar streven de tegenwoordige situatie en de toekomstige richting van het wereldproces te leren kennen zodat hij zichzelf daar harmonisch aan kan aanpassen. Om op elk ogenblik de tendensen te doorgronden bedienen de Chinezen zich van een hele reeks werken en magische technieken die de ingewijden moeten toelaten een blik te werpen op de geheimzinnige samenhang van al het Zijnde. De meest gekende hulpmiddelen voor dit doel zijn: “Het Boek der Veranderingen” (I Ching) en de astrologie. Het boek der veranderingen kan gebruikt worden als wijsheidsboek en als orakelboek.


I Ching als orakeltechniek steunt op de volgende grondgedachte. Al het bestaande is een gevolg van de voortdurende wetmatige veranderingen en overgangen in elkaar van de beide oerkrachten yang en yin. Deze veranderende toestanden worden voorgesteld door acht maal acht, dit is vierenzestig tekens (hexagrammen) die bestaan uit zes hele (de sterke) en/of gebroken (de zwakke) lijnen. Deze hexagrammen staan symbolisch voor de oertypen van de wereldwet en hun vertaling in de wereld van de mensen. Via een correcte aanwending van de techniek en een intuïtief begrip van deze symbolen is de wijze in staat de situatie te duiden en de richting van het gebeuren aan te geven. Daardoor kan hij zowel het verleden begrijpen als de toekomst voorzien en de betrokkene vertellen wat hem te doen staat om in harmonie met de kosmos en zijn omgeving te leven. Om het orakel te raadplegen en een hexagram te bekomen, maakt men gebruik van vijftig stelen van het duizendblad of van drie munten. De hierbij gebruikte handelingen worden gezien als een mystieke handelwijze waarbij het onbewuste in de mens de gelegenheid krijgt aan de oppervlakte te komen, actief te worden. Het bekomen resultaat wordt gebruikt voor het orakelspreken.
De mens moet ernaar streven door zijn ethische houding het verheven voorbeeld van de hemel te imiteren. En wat geldt voor het individu moet eveneens gelden voor de gemeenschap. Immers, de orde in de natuur, in de samenleving, in het rijk en in het leven van het individu zijn uitermate met elkaar verweven. Een storing in een deel van het universum heeft ook een disharmonie in de andere delen tot gevolg. Daarom hebben de Chinezen tot in de kleinste details uitgewerkt wat een heerser, een regeerder te doen en te laten heeft om de hem door de hemel gegeven opdracht juist uit te voeren. Vandaar dat de staatkundige problemen in de gezaghebbende literatuur van China, in tegenstelling tot de heilige teksten van andere religies, uitgebreid zijn behandeld.

Geen opmerkingen: