maandag 10 oktober 2011

Christendom II
Voor de christenen is de Bijbel, de Heilige Schrift, het basiswerk van hun geloof. De bijbel omvat twee delen: het oude testament en het nieuwe testament. Het Oude Testament bestaat uit drie onderdelen: de Historische Boeken (Genesis tot en met Makkabeeën) die overeenkomen met de tora van het jodendom, de Wijsheid (Job tot en met Jezus Sirach) en de Profeten (Jesaja tot en met Maleachi). Het Nieuwe Testament kan worden onderverdeeld in de vier Evangeliën (van de apostel Mattheüs, van de leerlingen van de apostelen Marcus en Lucas en van de apostel Johannes; de eerste drie worden ook de synoptici genoemd), de Handelingen der Apostelen, de Brieven aan de christenen en de Apocalyps of Openbaring.
Jezus was een man van het volk. Hij had het in zijn predikingen meer begrepen op “degenen die belast en beladen zijn” en “de armen van geest” dan op de intellectuelen zoals de farizeeën en schriftgeleerden die als muggenzifters wat de “Wet” betreft, het essentiële vergeten, te weten: rechtvaardigheid, barmhartigheid en geloof. Zijn hele religieuze en ethische leer vatte Jezus samen in de volgende twee uitspraken: “Gij moet Jahwe uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met al uw krachten” en “Bemint uw naaste gelijk uzelf”. Jezus was een zeer gepassioneerde Israëlitische profeet die geen belang hechtte aan de talrijke ceremoniële voorschriften van de Joden. “Het gebed moet direct uit het hart komen en moet van alle uiterlijk vertoon ontdaan zijn”. De originele prestatie van Jezus bestond er niet in een nieuw theologisch systeem uit te werken (hetgeen Paulus later deed), maar in het feit dat hij de overgeleverde waarheden in kernachtige uitspraken, in prachtige gelijkenissen en parabelen wist te verkondigen. Hij leerde dat God rechtvaardig, maar ook goed is en dat het Rijk Gods nabij was. Daar de Joden meestal afwijzend stonden tegenover zijn prediking, wendde hij zich steeds meer en meer tot de heidenen die er wel open voor stonden.

Geen opmerkingen: