woensdag 1 december 2010

De uitgangspunten van NLP: 3
Achter ieder gedrag steekt een positieve intentie.
De positieve bedoeling van “agressief gedrag” (iemand maakt zich kwaad en vliegt uit) is dikwijls “bescherming” (van zijn kind, van zichzelf, van zijn auto ...). De positieve intentie achter “angst” is gewoonlijk “veiligheid” (vliegangst, hoogtevrees, angst voor spinnen ...). De goede bedoeling van “kwaad worden” kan zijn: “behoud van grenzen” (grensgeschillen, burenruzie bij overhangende boom). De positieve intentie achter “haat” kan zijn: “een aansporing tot handelen” (hou dan toch van mij!) Waarom vertoont iemand “weerstand tegen verandering”? Hier kan de wens om “het verleden te respecteren” achter zitten of de “zelfbescherming om te blijven bij het bekende” of de poging om vast te houden “aan de positieve dingen van het verleden”. “Roken” kan meerdere positieve intenties inhouden zoals “wakker worden ‘s morgens”, “stress verminderen tijdens de dag”, “relaxatie ‘s avonds”, maar meestal gaat het over “het verdoezelen van negatieve emoties”, “compensaties voor een bepaald gemis” en “een manier om toch wat plezier in zijn leven te krijgen”.
Wanneer we dit beseffen, zijn we in staat een onderscheid te maken tussen iemands “gedrag” en “de persoon zelf”, tussen de “positieve bedoeling” die het gedrag oproept en het “gedrag” zelf. Wanneer een persoon ons “uitlacht” (voor ons onaangenaam gedrag), steekt daar meestal een positieve bedoeling achter zoals “het verdoezelen van zijn eigen onkunde in de situatie” of “de opluchting om de pijn in verband met zijn eigen complexen (niet OK zijn) eens te kunnen verlichten”. Waar wringt dan het schoentje? Die positieve bedoeling geldt voor de persoon in kwestie (een deelsysteem), maar niet voor ons (een ander deelsysteem van onze gemeenschap, het systeem van hogere orde). Dit inzien maakt dat we beter kunnen reageren op het gedrag van die persoon. We kunnen reageren op de “onderliggende structuren” van iemand met een problematisch gedrag in plaats van op hetgeen “aan de oppervlakte tot uitdrukking komt”.

Waarom lacht hij ons uit? Het zou interessant zijn om dat te weten te komen. Positieve intenties zijn meestal niet duidelijk en dikwijls onbewust aanwezig. Misschien kunnen we het op de man af vragen waarom hij ons uitlacht. Of we kunnen proberen te begrijpen dat hij met een of ander probleem opgezadeld zit en daar iets aan wil doen zonder ons persé te willen pesten (we kunnen dan bijvoorbeeld zeggen dat we het niet prettig vinden). Dit te weten en te begrijpen stelt ons in staat om verdraagzamer te zijn, om op een meer volwassen manier te reageren, om assertief (waarover later meer) in plaats van agressief te reageren. Eventueel kunnen we een stapje verder gaan. Helpen zoeken of hij op een andere manier kan voldoen aan zijn positieve intenties zodat hij geen storingen meer veroorzaakt in onze gemeenschap. Er kan bijvoorbeeld gepoogd worden een positief gesprek te voeren over de pijn of de onkunde van de persoon in kwestie, met meer voldoening voor eenieder tot gevolg. Hoogst waarschijnlijk zal dit niet lukken. De kaart, het wereldbeeld van de persoon in kwestie bevat misschien geen andere mogelijkheden, geen andere keuzes. Zijn kijk op de wereld is misschien beperkt. Hij heeft misschien geen andere keuze dan ons uit te lachen. Meestal hebben de personen die een “onaangepast” gedrag vertonen geen andere keuze. Waarom moordt iemand zijn familie uit en slaat daarna de hand aan zichzelf? Geen andere keuze (hij ziet het niet meer zitten!) Waarom steelt of fraudeert iemand? Geen andere keuze (hij wil zijn levensstandaard koste wat het kost behouden!) Waarom gooit iemand zijn leeg blikje in de wegkant? Geen andere keuze (hij heeft geleerd dat het milieu ondergeschikt is en ten zijne dienste staat!) Deze personen zijn aan herprogrammatie, aan zelfverbetering toe in de zin zoals we dat in dit hoofdstuk veelvuldig besproken hebben. Hun wereldbeeld, hun levensvisie is aan verbreding toe. Het komt erop aan dat wij allen meerdere keuzes ter beschikking hebben, keuzes die we werkelijk kunnen maken, keuzes die behoren tot onze kaart, tot onze levensvisie. Alternatieven, opties, andere handelswijzen die buiten ons bereik liggen, daar hebben we niets aan. Een roker die zijn sigaretten zelf rolt, omdat hij geen geld heeft om een pakje sigaretten te kopen, kan om met roken te stoppen en het te vervangen door andere plezierige dingen, als alternatieven hebben: dikwijls uit gaan dineren, een weekje vakantie in het zuiden, een plezierboot kopen ... Aan deze opties heeft hij niets, want die liggen niet in zijn bereik. Hij zal het moeten zoeken in voor hem realiseerbare keuzes: tuinieren, kaarten, wandelen of fietsen, plezier vinden in de kleine dingen. Stoppen met roken “zonder” een alternatief om aan zijn positieve intenties (bijvoorbeeld meer plezier in zijn leven brengen) te voldoen, zal meestal niet lukken. De roker kan misschien stoppen omdat zijn partner hem dan meer wil plezieren, omdat ze zijn kussen (zonder berookte smaak) nu beter weet te appreciëren. Mensen kiezen het beste, gegeven de keuzemogelijkheden waarover ze beschikken (in hun levensvisie, hun kaart, hun programma, hun volwassene-recorder). Het komt er niet op aan “de juiste” kaart te hebben (dat kan immers niet), maar een “zo rijk mogelijke” kaart, een levensvisie met enorm veel keuzemogelijkheden.

Geen opmerkingen: